Broederschap in de Islam

Evenzo is een gelovige als een schip of huis dat door Allah wordt voorzien waarin zich niet alleen negen, maar misschien wel twintig onschuldige kenmerken bevinden zoals de īmān, de Islam en een goede instelling ten opzichte van de buren. Zou het dan niet genadeloos en afschuwelijk zijn als je, vanwege één eigenschap die je niet bevalt en schade toebrengt, haat en vijandschap koestert jegens een gelovige? Zou het niet betekenen dat je het wezen van dat spirituele huis in overdrachtelijke zin verbrandt en vernietigt, dat spirituele schip verwoest en tot zinken brengt?

 

Het tweede aspect

 

Het is onrechtvaardig vanuit het oogpunt van de wijsheid.

 

Het is algemeen bekend dat liefde en haat, zoals licht en duisternis, tegenpolen zijn die in essentie niet kunnen samengaan.

 

Wanneer liefde zich in het hart van de mens als werkelijke liefde bevindt, dan wordt vijandschap onwezenlijk en verandert deze in mededogen. Inderdaad, een gelovige houdt van zijn broeder en dient ook van hem te houden; jegens zijn fouten voelt hij enkel mededogen. Hij benadert zijn broeder niet met dwang, veeleer tracht hij naar zijn verbetering door welwillend te handelen. Daarom wordt het volgende in een hadith bevolen: “Een gelovige mag niet langer dan drie dagen zwijgend boos zijn op een andere gelovige en het gesprek met hem afbreken.”

 

Echter, wanneer de redenen voor vijandschap de overhand krijgen en deze vijandschap in het hart van een mens werkelijke haat veroorzaakt, dan wordt liefde daarin onwezenlijk en leidt deze tot gekunsteldheid en vleierij.