Broederschap in de Islam

Het vierde principe: Mensen die haat en vijandigheid koesteren, doen onrecht aan zichzelf, hun gelovige broeders en de goddelijke barmhartigheid. Want door haat en vijandigheid ondergaan zij zelf een pijnlijke kwelling. Met het leed dat voortkomt uit het zien van de zegeningen die hun tegenstanders ontvangen en de pijn die afkomstig is uit hun eigen angst voor het potentiële kwaad dat ze kunnen ervaren van hen doen ze zichzelf onrecht aan.  Als vijandigheid voortkomt uit jaloezie, dan is dat geheel een kwelling. Immers, jaloezie doet als eerste de afgunstige zelf stikken, verwoesten en verbranden. En degene die wordt benijd, ondervindt daarvan nauwelijks enige hinder.

 

De oplossing voor jaloezie: de jaloerse dient even na te denken wat jaloezie uiteindelijk oplevert. Hij zal begrijpen dat de wereldse schoonheid, macht, status en rijkdom van zijn tegenstander vergankelijk en tijdelijk zijn. De voordelen ervan zijn gering, maar de lasten ervan zijn groot. Als het gaat om eigenschappen die betrekking hebben op het hiernamaals, kan jaloezie daartegen überhaupt niet gekoesterd worden. Indien hij toch vanwege deze eigenschappen hem benijdt, is hij of een schijnheil die die het bezit van het hiernamaals hier in het wereldse leven wil verwoesten, of beschouwt hij de persoon die hij benijdt als schijnheilig, waardoor hij onrechtvaardig is tegenover hem en daarmee onrecht pleegt. 

 

Door tevreden te zijn met de tegenslagen die zijn tegenstander overkomen en verdrietig te zijn over de gunsten die hem toekomen, raakt hij verbitterd over het lot en de goddelijke barmhartigheid die zijn tegenstander begunstigen. Hij bekritiseert als het ware het lot en protesteert tegen Zijn barmhartigheid. Wie het lot bekritiseert, haalt zichzelf alleen maar ellende op de hals. En wie tegen Zijn barmhartigheid protesteert, sluit zichzelf uit van Zijn barmhartigheid.