Dankbaarheid & Hebzucht

Tevreden en hebzuchtige mensen kunnen worden vergeleken met twee reizigers die een gastverblijf van een belangrijk persoon betreden. De eerste reiziger spreekt vanuit zijn hart: “Als hij me toelaat om te schuilen voor de kou buiten, dan is dat voor mij genoeg. Zelfs als hij me de meest bescheiden plek aanbiedt, beschouw ik dat als een gunst.” De tweede reiziger daarentegen stapt vol trots binnen, alsof hij recht heeft op de beste zitplaats en eist deze op. Met hooghartige blikken richt hij zich op de meest luxueuze stoel in de kamer en probeert die voor zichzelf te bemachtigen. Maar de gastheer wijst hem vriendelijk naar een eenvoudige plek. In plaats van dankbaar te zijn, koestert de hebzuchtige reiziger boosheid in zijn hart en bekritiseert hij de huisheer. Op deze manier valt hij in ongenade bij de gastheer.

 

De eerste reiziger betreedt het gastverblijf met nederigheid en wenst niets anders dan op de meest bescheiden plek te zitten. Door zijn tevredenheid vervult de gastheer zich met vreugde en zegt: “Neem alsjeblieft een betere plek in!” Hierdoor toont hij steeds meer dankbaarheid en vergroot hij zijn tevredenheid.

 

Op dezelfde wijze is deze wereld een gastverblijf van de Barmhartige. Het aangezicht van de aarde vormt een gedekte tafel waarop de genadegeschenken van Hem worden aangeboden. De zitplaatsen verwijzen naar de verscheidenheid in levensonderhoud en de diversiteit aan gunsten.