Dankbaarheid & Hebzucht


HET ZEER OVERTUIGENDE BEWIJS

Het zevende en achtste bewijs uit Het Tweede Hoofdstuk van De Vijftiende Straal 

 

وَالْاٰجَالُ الْمُعَيَّنَةُ وَالْاَرْزَاقُ الْمُقَنَّنَة

 

Vanwege diepe wijsheid lijken de levensduur en het levensonderhoud op het eerste gezicht onzeker en onbepaald. In werkelijkheid is echter de levensduur voor elke levensvorm vastgelegd en geregistreerd op de levenspagina in het lotsschrift; deze kan noch vervroegd, noch uitgesteld worden. Bovendien zijn er talloze bewijzen die aantonen dat het levensonderhoud van elk levend wezen zorgvuldig is geregeld, gespecificeerd en vastgelegd in het lotsschrift.

 

Bijvoorbeeld, een boom laat voordat hij bezwijkt een zaadje achter dat deel uitmaakt van zijn wezen, zodat het zijn taak kan voortzetten. Hiermee wordt aangetoond dat de boom handelt volgens de diepgaande wetten van Alīm-i Hafīz. Of bijvoorbeeld, de melk die als levensonderhoud voor een boreling stroomt, komt onvermengd tussen bloed en ontlasting zuiver en schoon uit de uiers. Dit sluit de mogelijkheid van toeval volledig uit en laat duidelijk zien dat dit het resultaat is van het genadige principe van Razzāq-i Alīm-i Rahim. Deze twee specifieke voorbeelden kunnen worden toegepast op alle levende en bezielde wezens.

 

Dit betekent dat de levensduur voor iedereen in feite al bepaald en vastgelegd is, net zoals het levensonderhoud voor iedereen specifiek is vastgelegd in het lotsschrift. Echter, om een zeer belangrijke reden lijken zowel de levensduur als het levensonderhoud onzeker, onbepaald en als zaken die tot ghayb behoren, en het lijkt alsof ze afhankelijk zijn van toeval.