De Miradj (De Hemelreis van de Profeet)

Wanneer hij daarna terugkeert naar zijn huis of tuin, opent hij grote vensters en maakt hij brede doorgangen die gericht zijn op de zon in de hemel. Zo geniet hij voortaan van de voortdurende, werkelijke stralen van de zon.

 

Vanuit een houding van dankbaarheid kan hij dan zeggen:

 

“O, beeldschone zon, geliefde van de hemel, jij die met jouw stralen het aardoppervlak verguldt, de aarde opwarmt en de gezichten van alle bloemen doet glimlachen! Zoals jij de hele wereld verlicht en verwarmt, zo heb jij ook mijn kleine huisje en mijn tuin verlicht en verwarmd.”

 

De eerste persoon, die gebruik maakte van een spiegel, kan dit echter niet zeggen. Zijn spiegel weerspiegelt de zon immers slechts in beperkte mate – in overeenstemming met de kwaliteit en hoedanigheid van de spiegel.

 

Zo toont de manifestatie van Ehadus-Samed – de Eeuwige Zon en de Eeuwige Sultan – zich aan het menselijke wezen in twee vormen, die elk oneindig veel graden omvatten.

 

Eerste vorm: dit is een manifestatie die plaatsvindt via een goddelijke relatie, reikend tot aan de spiegel van het hart. Iedereen kan – afhankelijk van zijn capaciteit, spirituele ontwikkeling en ontvankelijkheid voor de manifestaties van de goddelijke Namen en Eigenschappen – in meerdere of mindere mate deelhebben aan het licht, de nabijheid en het gesprek met de Eeuwige Zon. Op deze wijze ontstaan de verschillende niveaus van welāya, die zich ontwikkelen in de schaduw van overheersende goddelijke Namen en Eigenschappen.

 

Tweede vorm: aangezien de mens het meest omvattende wezen is en de stralendste vrucht aan de boom van het universum, is hij in staat om alle Schone Namen – die zich overal in het hele universum manifesteren – in één keer te weerspiegelen in de spiegel van zijn ziel. Daarom manifesteert Allah Zich met Zijn Eigen Wezen en met Zijn Schone Namen op het hoogste niveau aan het spiritueel meest volmaakte individu van de mensheid. Deze hoogste manifestatie vormt het geheim achter de Mirādj van Muhammed (saw), waarbij zijn welāya het beginpunt vormt voor zijn risāla (profeetschap).

 

Welāya, waarbij men via de spiegel van het hart tot de waarheid komt, lijkt op de eerste persoon uit de tweede vergelijking. In het geval van risāla (profeetschap) is er echter geen spiegel. Hij kijkt rechtstreeks naar de eenheid van Zāt-i zul-Djelāl, zoals de tweede persoon in die vergelijking. Wat betreft de Mirādj: aangezien deze zowel de grootste kerāma als het hoogste niveau van de welāya van Muhammed (saw) is, is zijn welāya overgegaan in risāla.