De Samenhang van de Goddelijke Liefde en de Dood

Inderdaad, alle schepselen hebben in geen enkel opzicht het recht om een klacht te uiten jegens Wādjibul-Wudjūd. Veeleer is het daarentegen juist en gerechtigd dat zij Hem te allen tijde met lofprijzing en in dankbaarheid dienst verlenen voor de aan hen verleende bestaansniveaus. Immers, al deze aan hen verleende bestaansniveaus zijn tot stand gekomen gebeurtenissen en elk van deze gebeurtenissen vereist een oorzaak die het bestaan ervan tot stand brengt. Echter, de niet aan hen verleende niveaus zijn niet meer dan imkānāt. Imkānāt zelfbezit geen ware existentie en is oneindig in hoeveelheid. Datgene wat geen existentie heeft, heeft ook geen oorzaak nodig die haar in het bestaan zou roepen.

 

Zo kunnen bijvoorbeeld mineralen niet klagen door te zeggen: “Waarom zijn wij niet als planten geschapen?” Aangezien zij het bestaansniveau van mineralen hebben gekregen, is het hun verantwoordelijkheid om dankbetuiging te betonen jegens hun Schepper.