De Wederopstanding

Inderdaad, het versieren van de wereld met talrijke kunstige schepselen, het positioneren van de maan en zon als verlichting, het rijkelijk vullen van het aardoppervlak met de mooiste soorten gerechten als een eettafel, het aanbieden van fruit via bomen alsof het fruitschalen zijn en de herhaalde vernieuwing ervan elk seizoen, getuigen van een grenzeloze edelmoedigheid en vrijgevigheid. En deze grenzeloze edelmoedigheid en vrijgevigheid, onuitputtelijke schatten en gunstverleningen vereisen het bestaan van een oord van gelukzaligheid waar voortdurend van allerlei soorten gunsten benut zal worden en waar alles wat het hart begeert aanwezig is.

 

Bovendien vereisen ze eveneens zonder twijfel dat degenen die van deze gunsten genieten, eeuwig in dit oord van gelukzaligheid blijven om niet te hoeven lijden onder de pijn van teloorgang en afscheid. Want net zoals het einde van leed vreugde met zich meebrengt, zo brengt het einde van vreugde leed met zich mee. Deze grenzeloze edelmoedigheid en vrijgevigheid zullen nooit toestaan dat dergelijk leed ontstaat. Dit betekent dat ze niet alleen het bestaan van een eeuwig paradijs noodzakelijk maken, maar ook het bestaan van behoeftige inwoners die daar eeuwig zullen verblijven. Ze vereisen immers het oneindig verlenen van gunsten. En wat betreft deze oneindige gunstverlening, ze vereist zowel de oneindige dankbaarheid en erkentelijkheid als het voortdurende bestaan van degenen aan wie deze gunsten worden verleend, opdat zij tegenover die oneindig verleende gunsten voortdurend hun dankbaarheid en erkentelijkheid kunnen tonen. In het andere geval is een vluchtig genot, dat door zijn einde verbittert, niet verenigbaar met wat edelmoedigheid en vrijgevigheid vereisen.