Ikhlās (oprechtheid) 2

Inderdaad, de islamitische gemeenschap heeft altijd respect gekoesterd jegens degenen die zich inzetten voor de Islam en het hiernamaals, en heeft hen geholpen. Met de bedoeling om enigszins actief deel te nemen aan de diensten die ze met ikhlās en trouwhartigheid verrichten, heeft deze gemeenschap hen respectvol ondersteund met aalmoezen en geschenken, zodat ze hun tijd niet verspillen aan het voorzien in hun materiële behoeften. Dergelijke bijstand wordt echter niet gevraagd; het wordt gegeven zonder dat erom wordt gevraagd. Het kan zelfs niet worden nagestreefd met houdingen en het hart; het wordt gegeven zonder verwachtingen. Anders wordt de ikhlās van degene die het verlangt aangetast. Hij wordt het aanspreekpunt van het verbod dat in het vers

وَلاَ تَشْتَرُوا بِاٰيَاتِى ثَمَنًا قَلِيلاً

verschuilt en de dienst die hij verricht wordt gedeeltelijk vernietigd. 

 

Inderdaad, als iemand zou streven naar deze materiële verdienste in ruil voor zijn dienst, zou zijn nafs-i emmāra - gedreven door zelfzuchtigheid - een gevoel van rivaliteit tegenover zijn broeder opwekken, met als doel de verdienste niet aan een ander te verliezen. Hierdoor wordt zijn ikhlās aangetast en verliest hij de zuiverheid van zijn dienst. In de ogen van degenen die de waarheid nastreven, belandt hij in een betreurenswaardige toestand. Uiteindelijk gaat ook die materiële verdienste aan hem voorbij.

 

Dit onderwerp leent zich voor een grondige bespreking. Ik zal het echter beknopt houden en slechts twee voorbeelden noemen die de oprechtheid en de oprechte eendracht onder mijn ware broeders zullen versterken.