Ouderdom: Troostende Hopen

Ook kwam het in mijn hart op dat grootheden onder de mudjtehidīn, zoals Imam-i Azām, gevangenschap hadden doorstaan; dat een grote strijder voor de waarheid als Imam Ahmad ibn Hanbal — omwille van één enkele kwestie van de Koran — in de gevangenis, zonder ook maar enigszins van de waarheid af te wijken, zonder te klagen en met volmaakt geduld, vele martelingen had verdragen; en dat vele imams en grote geleerden, hoewel zij veel zwaardere beproevingen hadden ondergaan dan jullie, toch met geduld en dankbaarheid standvastig bleven. Daarom past het jullie duizendmaal dankbaarheid te tonen voor de immense verdiensten en beloningen die tegenover de geringe moeilijkheden staan die jullie dragen voor de talloze waarheden van de Koran.

 

Inderdaad, ik zal nu, te midden van de onrechtvaardigheid van de mensen, kort een glimp van de goddelijke bijstand beschrijven.

 

Toen ik twintig jaar oud was, zei ik herhaaldelijk:

 

“Zoals de asceten van vroeger zich in grotten afzonderden, zo zal ook ik mij op het einde van mijn leven in een grot of op een berg terugtrekken en mij losmaken van het maatschappelijke leven.”

 

En ook had ik tijdens mijn gevangenschap in het noordoosten tijdens de Eerste Wereldoorlog besloten:

 

“Van nu af aan zal ik mijn leven in grotten doorbrengen en mij losmaken van het politieke en maatschappelijke leven. Genoeg is genoeg.”

 

Uiteindelijk openbaarden zich zowel de goddelijke bijstand als de rechtvaardige manifestatie van het lot.

 

Op een wijze die veel beter was dan mijn voornemen en wens, veranderde Hij – uit mededogen voor mijn ouderdom – door Zijn goddelijke bijstand mijn denkbeeldige grotten in gevangenissen, plekken van eenzaamheid en volledige afzondering.

 

In plaats van de grotten van de asceten en kluizenaars gaf Hij mij de Madrassa’s van Yūsuf (as) en afzonderingsruimtes waar geen tijd verspild werd. Hij schonk mij zowel de spirituele voordelen van de grot als de strijdende dienst aan de waarheden van het geloof en de Koran.

 

Ik had zelfs het vaste voornemen opgevat om – nadat mijn broeders waren vrijgesproken – een aanleiding te vinden om met Hüsrev en Feyzi, die geen eigen gezin hadden, in de gevangenis te blijven, en om op een of andere manier in de isoleercel te verblijven, opdat ik geen mensen hoefde te ontmoeten en mijn tijd niet zou verspillen aan nutteloze gesprekken, gemaakte houdingen of zelfverheerlijking. Het goddelijke lot en de goddelijke bepaling daarentegen stuurden ons naar een andere plaats van beproeving.

 

Volgens het geheim van:

اَلْخَيْرُ فِيمَا اخْتَارَهُ اللّٰهُ

en

 عَسٰۤى اَنْ تَكْرَهُوا شَيْئًا وَهُوَ خَيْرٌ لَكُمْ

werd mij – uit barmhartigheid voor mijn ouderdom en opdat ik in de dienst van het geloof nog meer zou werken – buiten mijn wil en vermogen een taak gegeven in deze derde Madrassa al-Yūsufiyya.

 

Inderdaad, de goddelijke bijstand heeft – uit barmhartigheid voor mijn ouderdom – de grotten waarin ik mijn jeugd dacht door te brengen, toen ik nog geen sterke en verborgen vijanden had, omgevormd tot de afzonderingsverblijven van de gevangenis. Deze omvorming bevat drie wijsheden en levert drie belangrijke voordelen op voor de dienst van de Risale-i Nur.