Qàder (Goddelijke Beschikking)

Bovendien wordt de mens er op die wijze van overtuigd dat binnen deze totale wirwar van vergankelijkheid en ondergang vele spiegels van het eeuwige voortdurend aanwezig zijn, waarin Qadīr-i Hakim de identiteit van vergankelijke wezens weerspiegelt en vereeuwigt. Eveneens zijn er vele borden van het voortbestaan waarop Alīm-i Hafīz de betekenissen van al het vergankelijke optekent.

 

Aangezien zelfs het laagste en eenvoudigste niveau van leven –het plantenleven– zo nauwgezet is onderworpen aan de orde van qàder, is het vanzelfsprekend dat het hoogste niveau van leven –het menselijke leven– in al zijn details wordt afgemeten volgens de maatstaf van qàder en met zijn pen wordt opgetekend.

 

Inderdaad, zoals regendruppels getuigen van het bestaan van een wolk, waterdruppels wijzen op hun bron, en identiteitsbewijzen duiden op het bestaan van een groot bevolkingsregister, zo wijzen ook de vruchten, de zaadcellen, de zaden, de pitten, de vormen en de gestalten, die als regendruppels, waterdruppels en identiteitsbewijzen fungeren van zowel de zichtbare qàder, die de zichtbare ordening van de levende wezens is, als de theoretische qàder, die de spirituele en vitale orde van de schepping is, onmiskenbaar op het bestaan van Kitāb-i Mubīn, het goddelijke boek waarin de goddelijke wil en scheppingsbevelen zijn opgetekend, en Imām-i Mubīn, een bewaarplaat van de goddelijke kennis, die ook Lawh-i Mahfūz wordt genoemd.

 


Conclusie: aangezien wij met eigen ogen waarnemen dat, tijdens de groeiperiode van elk levend wezen, de atomen zich naar de gebogen en onregelmatige grenzen bewegen, daar tot stilstand komen, en aan het einde van deze grenzen wijsheid, nut en een doel voortbrengen, is het overduidelijk dat de uiterlijke maat van dat wezen met de pen van qàder (goddelijke beschikking) is getekend. Dit waarneembare en zichtbare qàder toont ook aan dat de innerlijke toestanden van dat levende wezen eveneens precieze, geordende en vruchtbare grenzen en eindpunten hebben, die met de pen van qàder zijn afgebakend. De macht van Allah voert uit, terwijl qàder het plan en programma is. De macht van Allah schrijft de schepping –een boek vol betekenissen– volgens dat plan en programma.

 

Aangezien wij met absolute zekerheid begrijpen dat zowel de materiële als de spirituele grenzen – die met de pen van qàder zijn getekend – vruchtbare en doelgerichte eindpunten hebben, is het vanzelfsprekend dat alle omstandigheden en fasen die een levend wezen gedurende zijn leven doormaakt, met de pen van qàder zijn vastgelegd. Immers, de levensloop van dat wezen ontwikkelt zich op een geordende wijze, waarbij vormen veranderen en nieuwe gestalten worden aangenomen. Aangezien de pen van qàder heerst over alle levende wezens, is het dan niet vanzelfsprekend dat de levensloop van de mens –de meest volmaakte vrucht van de schepping, de kalief op aarde en de drager van de grootste amana– nog veel meer onderworpen is aan de wet van qàder?