Qàder (Goddelijke Beschikking)
Vierde Onderwerp
Als je zou zeggen: in het eerste onderwerp heb je bewezen dat alles wat uit qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. voortkomt goed en mooi is, en dat zelfs schijnbaar kwaad in werkelijkheid goed is en lelijkheid in essentie schoonheid bevat. Maar hoe kunnen de rampen en beproevingen in deze wereld deze waarheid dan niet in twijfel trekken?
O mijn ziel en mijn vriend, die vanuit een intens mededogen een hevige kwelling ondergaat. Het feit dat alle schoonheden en volmaaktheden voortkomen uit het bestaan, terwijl alle zonden, rampen en gebreken hun oorsprong vinden in het niet-bestaan, bewijst dat het bestaan puur goed is, terwijl het niet-bestaan puur kwaad is.
Aangezien het niet-bestaan puur kwaad is, bevatten alle toestanden die tot niet-bestaan leiden of die een vorm van niet-bestaan in zich dragen eveneens kwaad. Daarom wint het helderste licht van het bestaan –het leven zelf– aan kracht door blootgesteld te worden aan verschillende omstandigheden. Het wordt verfijnd door diverse situaties, ondergaat uiteenlopende gesteldheden om de gewenste vruchten voort te brengen en doorloopt verschillende stadia om op een prachtige manier de manifestaties van de goddelijke namen van de Schenker van het Leven (Wāhib-i HayātDe Schenker van het Leven.) te tonen.
Op basis van deze waarheid worden levende wezens soms onderworpen aan kwellingen, tegenslagen en beproevingen. Door deze ervaringen vernieuwt het licht van het bestaan zich in hun leven, terwijl de duisternis van het niet-bestaan verdwijnt. Hun leven wordt hierdoor verfijnd en gezuiverd. Stilstand, rust, inactiviteit en eentonigheid zijn allemaal vormen van niet-bestaan. Zelfs de grootste geneugten verliezen hun waarde in eentonigheid.
Kortom, aangezien het leven de manifestaties van de schone namen van Allah toont, is alles wat het leven overkomt in wezen goed.
Bijvoorbeeld, stel je een uiterst rijke en bekwame ambachtsman voor. Om zijn meesterwerken en rijkdom te tonen, laat hij een eenvoudige, arme man tegen een vergoeding als model fungeren. Hij kleedt hem in een prachtig versierd en kunstig vervaardigd gewaad. Om zijn kunstvaardigheid te tonen, past de ambachtsman het gewaad aan en verandert hij de houding van de man. Hij knipt, verkort, verlengt en bewerkt het.
Kan deze arme man zich nu beklagen en zeggen:
‘Je bezorgt mij moeite, laat me buigen en bewegen, en door de veranderingen die je aan het gewaad aanbrengt, schaad je mijn schoonheid?’
En heeft hij het recht om de ambachtsman te beschuldigen en te zeggen:
'Je handelt genadeloos en onrechtvaardig?'
Op dezelfde manier kleedt Sāni-i zul-DjelālAllah, Die met uiterst kunstzinnigheid schept en Wiens grootheid en verhevenheid grenzeloos is., Fātir-i BīmisālAllah; De Unieke Schepper., de levende wezens met een lichaam als een gewaad, versierd met zintuigen zoals ogen, oren, verstand en een hart. Hij laat hen door verschillende omstandigheden en toestanden gaan om de verschijningen van Zijn schone namen te tonen. Aldus liggen de stralen van genade verborgen in de beproevingen en moeilijkheden, binnen de flitsen van wijsheid, en in die stralen van genade schuilen subtiele schoonheden.