Smeekbedes van Yunus en Eyyūb (a.s)
De derde kwestie
Elke tijd heeft zijn eigen tijdgeest. In deze tijden van onachtzaamheid heeft tegenspoed een andere vorm aangenomen. In sommige tijden en voor sommige mensen is tegenspoed geen onheil, maar een gunst van Allah. Omdat ik de zieken van onze tijd voorspoedig acht –op voorwaarde dat de ziekte hun religieuze leven niet aantast– komen er geen meelijwekkende gevoelens jegens hen en afkerige gevoelens tegen hun ziektes op.
Bijvoorbeeld, bij elke zieke jongere die mij heeft bezocht, heb ik bemerkt dat hij in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten een sterkere verbondenheid met zijn religieuze taken en het hiernamaals heeft. Daaruit heb ik begrepen dat dergelijke ziektes voor zulke mensen geen tegenspoed, maar een soort gunst van Allah zijn. Immers, hoewel die ziektes een last voor hun vergankelijke en vluchtige wereldse leven veroorzaken, zijn ze heilzaam voor hun eeuwige leven, omdat ze als een soort van aanbidding gelden. Indien ze genezing zouden ondervinden, dan zouden ze door het gevolg van de dronkenschap der jeugdigheid en losbandigheid van deze tijd de gemoedstoestand die ze tijdens hun ziektes hebben beleefd uiteraard niet kunnen voortzetten; wellicht zouden ze zich met ongeoorloofde genietingen bezighouden.