Prof. Dr. Mehmet Görmez: De Risale-i Nur.

De analyse van Prof. Dr. Mehmet Görmez, voorzitter van het Turkse Presidium voor Religieuze Zaken, over de Risale-i Nur.
Bediuzzaman Said Nursi, een vooraanstaande geleerde en denker uit de islamitische wereld, heeft zijn leven toegewijd aan het uitleggen van geloofswaarheden aan de mensen van zijn tijd. In de vroege jaren van de twintigste eeuw koesterde hij zijn grootste wens en droom: het schrijven van een uitgebreide Koranuitleg bestaande uit 60-70 delen. Als inleiding op dit werk schreef hij het boek genaamd Muhakemat. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schreef hij, aan het front zijn werk Isharat-ul-I’djaz (Tekenen van Wonderbaarlijke Onnavolgbaarheid van de Koran) als het eerste deel van deze uitleg. Echter, tussen 1915 en 1918, net voor de Bolsjewistische revolutie, verbleef hij geruime tijd als gevangene in Rusland. Tijdens deze gevangenschap getuigde hij persoonlijk van de schokken die stromingen zoals positivisme, materialisme en communisme veroorzaakten in de geloofswerelden van zowel moslims als christenen. Daarom heeft hij zijn oorspronkelijke intentie opgegeven en ervoor gekozen om met name de geloofsproblemen van zijn tijd vast te leggen.
In zijn werken behandelt hij onderwerpen als geloofswaarheden, islamitische moraal, de betekenis achter aanbiddingen, de eenheid van de islam, het concept van de eerste schepping en het hiernamaals, het doel van het menselijk bestaan, de wijsheid achter de schepping van het bestaan, de manifestaties van de namen van Allah in het universum, de verbanden tussen de microkosmos (de mens) en de macrokosmos (het universum), het uitleggen van geloofswaarheden aan de jongeren van deze tijd, oprechtheid, broederschap, bezuiniging, tevredenheid met wat Allah heeft verleend, dankbaarheid tonen aan Allah, jeugd, ziekte en ouderdom. Hij kiest ervoor om de verzen van de Koran op een overtuigende en begrijpelijke manier aan te bieden, passend bij het hedendaagse begrip.
Echter, de werken die hij heeft geschreven, zijn gelijktijdig met publicatie onderworpen aan vervolgingen. Zowel hijzelf als zijn studenten zijn herhaaldelijk blootgesteld aan verbanningen, rechtszaken en gevangenisstraffen. Tot aan de coup van 27 mei zijn zijn werken tientallen keren voor de rechtbank gebracht, en zelfs tot eind jaren 1980 zijn ze honderden keren juridisch beoordeeld, waarbij al deze rechtszaken met vrijspraak zijn afgesloten. Telkens heeft de rechtbank expertiseverslagen gevraagd aan de Presidentschap voor Religieuze Zaken en het Hoog Comité voor Religieuze Zaken van Turkije. Het Hoog Comité voor Religieuze Zaken heeft herhaaldelijk verklaard dat deze werken de geloofswaarheden behandelen in de aard van een interpretatie van de Koran en dat er geen negatieve gedachten in deze werken voorkomen. Desondanks zijn er gedurende latere perioden langdurig negatieve standpunten ingenomen ten opzichte van Bediüzzaman en zijn werken. Ondanks alle moeilijkheden en druk die hij heeft ondervonden, beschouwde hij het schrijven en publiceren van zijn werken als een essentiële taak.
In 1947 verzocht de toenmalige voorzitter van het Presidium van Religieuze Zaken, Ahmed Hamdi Akseki, herhaaldelijk om enkele delen van de Risale-i Nur van Bediuzzaman. Hij kende Bediuzzaman al sinds de jaren van Dāru’l-Hikmati’l-Islāmiyya, beschouwde hem als een vriend en waardeerde zijn hoge positie onder de geleerden van die tijd. Echter, vanwege het feit dat de manuscripten van de collectie met de hand waren geschreven en sommige kopieën correctie vereisten, en vanwege het feit dat Bediuzzaman tussen 1948 en 1950 gevangen zat in Afyon, kon Ahmed Hamdi Akseki pas in 1950 een deel van de collectie, verdeeld in twee delen, sturen om aan de Raad voor Religieuze Zaken te worden overhandigd. Helaas heeft Ahmed Hamdi Akseki, ondanks zijn wens om een deel van de werken te publiceren, dit niet kunnen realiseren gedurende zijn leven.
Na de staatsgreep van 1960 nam de intensiteit van de rechtbanken en vervolgingen met betrekking tot Bediüzzaman en zijn werken verder toe. Gedurende dit hele proces bleven de rechtbanken voortdurend adviezen inwinnen bij het Presidium van Religieuze Zaken en de Raad voor Religieuze Zaken met betrekking tot de Risale-i Nur. Op verzoek van deze rechtbanken heeft de Raad voor Religieuze Zaken altijd positieve adviezen gegeven. Als voorbeeld hiervan geldt het advies van de Raad voor Religieuze Zaken van 13 mei 1955, dat als volgt luidt:
“Bij het afzonderlijk bestuderen van de betreffende werken: inhoudelijk gezien bevatten ze smeekbeden, verklaringen van verzen uit de Koran en uitspraken van de Profeet, uitleg van de religieuze waarheden die in de verheven verzen voorkomen, onthullingen van de geheimen en wijsheid van aanbidding, deugden van vasten tijdens de Ramadan, en wetenschappelijke, filosofische en overtuigende antwoorden op vragen met betrekking tot de islam. In zijn preek genaamd ‘De preek van Damascus’, gehouden in de Omayyadenmoskee in 1326, heeft hij onderwerpen besproken zoals eenheid, moed en heldhaftigheid die nodig zijn voor de islam, dienst aan religie, en de materiële en spirituele voordelen van geloofskracht. Aangezien er geen problematische uitdrukkingen zijn gevonden op het gebied van religie en het bestuur van het land, is besloten om dit ter overweging voor te leggen aan de Hoge Raad.”
Het Presidium van Religieuze Zaken heeft één van zijn meest uitdagende periodes doorgemaakt tussen 1960 en 1966. In deze periode vond er een verandering van voorzitterschap plaats, met in totaal 6 verschillende voorzitters. De Raad voor Religieuze Zaken werd gedwongen om negatieve rapporten uit te brengen over de werken van Bediuzzaman Said Nursi. Desondanks werden deze verzoeken op religieus en ethisch gebied afgewezen en is er geen negatief rapport over de werken uitgebracht.
Hierdoor heeft het Presidium van Religieuze Zaken, ondanks het publiceren van werken van vele geleerden en denkers uit zowel Turkije als de rest van de wereld, tot recentelijk geen enkel werk van Bediuzzaman Said Nursi gepubliceerd. Voor het eerst werd op 20 januari 2014 Ishārāt’ul-I‘djāz door het Presidium van Religieuze Zaken uitgegeven. Dit omvatte zowel de originele tekst als de vertaling. De publicatie van dit werk werd met groot enthousiasme ontvangen door alle lagen van onze bevolking.
Bij het lezen van zowel zijn werken als alle boeken behalve de Koran, is het belangrijk om altijd rekening te houden met de volgende waarschuwing van Bediuzzaman Said Nursi:
“Broeders! Jullie beschouwen mij als jullie leermeester. Maar jullie dienen te weten dat jullie leermeester niet gevrijwaard is van fouten. Hem als onfeilbaar beschouwen is een vergissing. Het vinden van een rotte appel in een boomgaard doet geen afbreuk aan de boomgaard. Het vinden van een versleten munt in een schat maakt de schat niet waardeloos.”
Bediuzzaman hecht meer belang aan zijn geschreven werken dan aan zijn eigen persoon, die hij als zwak, vergankelijk en feilbaar beschouwt. Hij zegt: “Een blijvende waarheid wordt niet opgebouwd op vergankelijke personen. Als dat gebeurt/gebeurd, is het een onrecht tegenover de waarheid. Een taak die volmaaktheid en continuïteit heeft, wordt niet verbonden met degenen die vatbaar zijn voor verval en destructie. Als dat wel gebeurt, brengt het aanzienlijke schade toe aan de taak.
Bediuzzaman vergelijkt zijn benadering met wat de grote geleerden van vroeger, zoals Imam Shafiī en Imam Abu Hanifa, hebben gezegd over hun eigen gedachten. Hij zegt:
“Neem niets aan zonder het aan de meetsteen te onderwerpen. Zelfs mijn woorden, neem ze niet klakkeloos aan omdat ik ze heb gezegd. Sta niet toe dat elk gesproken woord het hart binnenkomt. Laat mijn woorden, zoals ik ze jullie vertel, in jullie verbeelding blijven, onderwerp ze aan de meetsteen. Als het goud is, bewaar het dan in het hart. Als het koper is, wijs het dan af en stuur het terug met kritiek erop. De meetsteen die Bediuzzaman noemt, is zonder twijfel niets anders dan het Woord van Allah en de soennah van de Profeet (saw).”
Het beschikbaar stellen van de werken van Bediüzzaman Said Nursî, die elk van waarde zijn en worden beschouwd als voortreffelijke voorbeelden van ons cultureel erfgoed, aan de lezer zal aanzienlijke bijdragen leveren aan ons kennis-, ideeën- en cultuurleven. Hierbij willen we iedereen die betrokken was bij het proces van het voorbereiden van deze werken voor publicatie hartelijk bedanken.
Prof. Dr. Mehmet Görmez, Voorzitter van het Turkse Presidium voor Religieuze Zaken