Bezuiniging in de Islam
Abdullah ibn Omar, een van de bekende zeven metgezellen die Abdullah werden genoemd, was de oudste en meest vooraanstaande zoon van Omar el-Faruq, de kalief van de Boodschapper van Allah. Bovendien was hij een van de meest vooraanstaande onder de geleerde metgezellen.
Tijdens een onderhandeling op de markt, waarbij het om veertig cent ging, voerde hij een felle discussie, gedreven door zijn streven naar zuinigheid en het behouden van het vertrouwen en de integriteit die essentieel zijn voor de handel. Een andere metgezel getuigde van deze discussie en veronderstelde dat de zoon van de beroemde kalief op aarde zich merkwaardig gierig gedroeg vanwege veertig cent. Om de reden hierachter te begrijpen, besloot deze metgezel hem te volgen. Hij zag dat Abdullah naar zijn gezegende huis liep, waar hij voor de deur een arme man tegenkwam. Hij bracht enige tijd met hem door en de arme man vertrok vervolgens. Abdullah ging zijn huis binnen en kwam via een andere deur naar buiten, waar hij een andere arme man tegenkwam. Opnieuw bracht hij wat tijd met hem door voordat deze arme man vertrok.
Dit voorval prikkelde de nieuwsgierigheid van de metgezel die dit alles van een afstand had waargenomen. Hij zocht beide arme mannen één voor één op en vroeg: “De imam (Abdullah) stond een tijdje bij jullie. Wat heeft hij eigenlijk gedaan?” Beiden antwoordden: “Hij gaf mij een stuk goud.” De metgezel zei daarop: “FasubhānAllāhO Feilloze Allah; een uitdrukking die wordt gebruikt wanneer wanneer men verbaasd raakt over iets.”.
Vervolgens dacht hij bij zichzelf: in eerste instantie voerde hij een felle discussie op de markt omwille van veertig cent, vervolgens gaf hij vrijwillig twee goudstukken weg zonder het aan iemand te laten merken.