Dankbaarheid & Hebzucht

Bovendien beschouwt de blik van de verdwaalde mensen dat de mensen geen eigenaar of beschermer hebben vanwege hun onvermogen om hun verlangens te vervullen. Ze worden gezien als weeskinderen die huilen vanwege hun verdriet en onmacht. Vanuit een gelovig perspectief echter worden levende wezens niet beschouwd als huilende weeskinderen, maar als verantwoordelijke ambtenaren en toegewijde dienaren die Allah verheerlijken en prijzen.

 

Het zesde punt

 

Het licht van de īmān beeldt de wereld en het hiernamaals af als twee tafels, overvloedig bedekt met diverse gunsten. Een gelovige geniet met zijn geloof, met zijn externe en interne gevoelens, en met zijn spirituele zintuigen van beide tafels. Het perspectief van ongeloof vernauwt de reikwijdte van de genietingen van levende wezens en beperkt deze tot louter materiële genoegens. Het perspectief van geloof reikt daarentegen deze kring zodanig uit dat het de hemel en de aarde omvat. Inderdaad, een gelovige kan de zon beschouwen als het plafondlicht van zijn onderkomen en de maan als zijn nachtlantaarn, waardoor hij van de zon en de maan als gunsten kan genieten. Zodoende strekt de kring van de gunsten waarvan een gelovige geniet uit tot boven de hemelen.

 

Inderdaad, de Koran verwijst naar deze buitengewone gunsten en giften die voortkomen uit īmān, door middel van de welbespraaktheid van de volgende verzen:

وَ سَخَّرَ لَكُمُ الشَّمْسَ وَ الْقَمَر

وَ سَخَّرَ لَكُمْ مَا فِى الْبَرِّ وَالْبَحْر