De Geheimen van Bismillah

DERDE GEHEIM

 

Wat dit grenzeloze universum zichtbaar tot leven wekt, is barmhartigheid.


Wat alles, dat in de duisternis van het niet-bestaan had kunnen blijven, niet aan die duisternis overlaat maar het in het licht tot bestaan roept, is zonder twijfel eveneens barmhartigheid.


Wat de schepselen, die te midden van ontelbare behoeften verkeren, voedt en verzorgt, is zonder twijfel opnieuw barmhartigheid.


Wat het gehele universum op de mens richt, hem van alle kanten laat verzorgen en alles tot zijn hulp laat snellen — zoals een boom die met zijn gehele gestalte op zijn vrucht gericht is — is eveneens, zonder twijfel, barmhartigheid.


En wat dit wereldruim en de schijnbaar lege kosmos vult, verlicht en doet opleven, is zichtbaar barmhartigheid.


En wat deze vergankelijke mens voor de eeuwigheid geschikt maakt en hem tot een aangesprokene en vriend van de Eeuwige en Altijd-Bestaande maakt, is onmiskenbaar barmhartigheid.

 

O mens! Aangezien de barmhartigheid zo’n krachtige, aantrekkelijke, beminnelijke en hulpverlenende werkelijkheid is, zeg dan: Bismillāhirrahmānirrahīm; houd je eraan vast en word bevrijd van de absolute eenzaamheid en van de pijnen die voortkomen uit ontelbare behoeften. Nader de troon van die Eeuwige en Altijd-Bestaande Sultan, en word door de tederheid, voorspraak en stralen van die barmhartigheid een aangesprokene, vertrouweling en vriend van die Sultan.

 

Inderdaad, het feit dat alle soorten in het universum, binnen de kring van wijsheid, rondom de mens worden samengebracht en met volmaakte orde en zorg naar al zijn behoeften worden gericht, kan onmiskenbaar slechts op één van de volgende twee manieren worden verklaard: