De Profeetschap van Muhammed (saw)
Inderdaad, deze persoon (saw) verkondigt ons het bericht van een Sultan, in Wiens rijk de maan als een vlieg om een motvlinder cirkelt. Deze motvlinder, onze aarde, cirkelt op haar beurt om een lamp. En deze lamp, onze zon, is een lamp te midden van duizenden lichten die zich in een herberg te midden van duizenden verblijfplaatsen van deze Sultan bevindt.
Bovendien spreekt hij op een zodanig waarachtige manier over een buitengewone wereld en hij bericht over dusdanige veranderingen dat het zelfs niet meer verbazingwekkend zou zijn als duizenden aardbollen als bommen zouden exploderen.
اِذَا الشَّمْسُ كُوِّرَتْ Wanneer de zon wordt opgerold. – Koran 81:1 ۞ اِذَا السَّمَٓاءُ انْفَطَرَتْ Wanneer de hemel wordt opengespleten. – Koran 82:1 ۞ اَلْقَارِعَةُ De aanklopper – Koran 101:1
En let nu op en geef gehoor aan deze soera’s die vanuit zijn mond komen. Tevens bericht hij (saw) ons op een waarachtige wijze over een zodanige toekomst, dat deze aardse toekomst daarmee vergeleken niet meer dan een zwakke luchtspiegeling is. Ook bericht hij (saw) in alle oprechtheid en serieusheid van een zodanige gelukzaligheid die in vergelijking met al het geluk van de wereld, als kortstondige flitsen, als een voortdurend stralende zon is.
De elfde druppel
Vanachter de ogenschijnlijke sluiers van dit buitengewone en mysterieuze universum wachten ons zonder twijfel met alle zekerheid evenzeer buitengewone verschijnselen. Om ons van zulke buitengewone verschijnselen op de hoogte te stellen, is uiteraard een buitengewone geniale, wonderbaarlijke persoonlijkheid noodzakelijk.
Uit zijn (saw) houding en uit zijn gedragswijze kunnen we inzien en afleiden dat hij deze heeft gezien; hij heeft eveneens daarover bericht. Bovendien onderwijst hij ons op een uiterst betrouwbare wijze over datgene wat de Heer der hemelen en der aarde, Die ons voorziet van Zijn gunsten, van ons vraagt.
Waarlijk, wat is er met de meeste mensen gebeurd dat zij deze waarheid niet willen aanhoren en niet begrijpen, terwijl zij alles dienen op te geven om naar hem toe te snellen en aan hem, die over zulke uiterst interesse opwekkende en noodzakelijke waarheden onderricht, gehoor te geven? Zijn zij dan doof en blind, of geheel krankzinnig geworden?