Geloofswaarheden: Verkenningen & Reflecties

Het tweede teken

 

Laten we ons een dwaas voorstellen die onbekend is met de zon. Wanneer deze persoon de reflectie van de zon in een spiegel ziet, ontstaat er een waardering voor die spiegel. Hij koestert de spiegel en streeft ernaar deze te behouden, zodat het zonlicht erop niet verloren gaat. Wanneer zo’n onwetende zich realiseert dat de zon niet ondergaat op het moment dat de spiegel ten onder gaat en niet verdwijnt op het moment dat de spiegel breekt, richt hij zijn volledige genegenheid op de zon aan de horizon. Hij begrijpt dan dat de zon die op de spiegel verschijnt niet afhankelijk is van die spiegel, en dat het voortbestaan van de zon er niet van afhangt. Het is eerder de zon die als bron dient voor die verschijning en deze ook in stand houdt. De voortzetting van de zon is dus niet afhankelijk van de spiegel, maar de voortzetting van de levendige schittering van de spiegel is wel afhankelijk van de verschijning van de zon.

 

O mens! Je hart, je identiteit en je aard fungeren als een spiegel. De intense liefde voor de eeuwigheid die zich in je wezen en hart bevindt, is niet bedoeld voor die spiegel, noch voor je hart, noch voor je aard. In plaats daarvan is je liefde bedoeld voor Bāqi-i zul-Djelāl, Wiens verschijningen van de namen zich manifesteren op die spiegel, in overeenstemming met de capaciteit van de spiegel. Echter, vanwege dwaasheden heeft die liefde een andere wending genomen. Hierdoor dien je te zeggen:

يَا بَاقِى أَنْتَ الْبَاقِى

Met andere woorden, zeg: “Aangezien U bestaat en eeuwig bent, hebben vergankelijkheid en non-existentie totaal geen invloed op ons.”