Het Gebed


Het Eenentwintigste Woord

 

بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحٖيمِ

اِنَّ الصَّلاةَ كَانَتْ عَلَى الْمُؤْمِنينَ كِتَابًا مَوْقُوتًا

 

Eens zei een man die gezien zijn leeftijd, postuur en status hoog in aanzien stond het volgende tegen mij: “Het is goed om te bidden. Echter, dag in dag uit vijfmaal per dag bidden is te veel. Omdat er geen eind aan komt, krijgt men er genoeg van.” 

 

Enige tijd nadat hij deze woorden had gesproken, gaf ik gehoor aan mijn nefs. Ik hoorde dat hij op dezelfde manier klaagde. Ik realiseerde me dat mijn nefs vanwege zijn luiheid dezelfde les had gekregen van de duivel. Toen besefte ik dat die persoon zijn woorden namens ieder nefs had uitgesproken. Hierop zei ik tegen mezelf: “Degene die zijn eigen nefs niet heeft kunnen overtuigen, kan anderen ook niet overtuigen. Aangezien mijn nefs kwaadgezind is, zal ik mijn woorden eerst tot mijn eigen nefs richten.”

 

O mijn nefs! Luister naar de komende vijf vermaningen als reactie op jouw woorden die jij in onwetendheid, luiheid en onachtzaamheid hebt uitgesproken.

 

De eerste vermaning

 

O mijn kwaadgezinde nefs! Denk jij soms dat je onsterfelijk bent? Heb jij de zekerheid dat je tot volgend jaar, wellicht tot morgen zal blijven voortleven? Het is eigenlijk jouw onsterfelijkheidswaan die jou van het bidden weerhoudt. Voor je gemakzucht verwaarloos je het gebed alsof je voor eeuwig op deze wereld zal leven. Indien je zou beseffen dat jouw leven kortstondig is en op deze manier vruchteloos voorbijgaat, dan zal het veeleer een sterk verlangen en een groot plezier in je aanwakkeren om één vierentwintigste deel van de dag te besteden aan een mooie, aangename, gemakkelijke en gunstige dienst als het gebed, dat gelukzaligheid in een eeuwig leven zal opleveren.