Het Gebed

De tijd van ishā is een tijd waarin zelfs de laatste sporen van de dag aan de horizon verdwijnen en de nacht de wereld overdekt. Het herinnert de mens aan hoe Qadīr-i zul-Djelāl, Die

مُقَلِّبُ الَّيْلِ وَ النَّهَارِ

is, de witte bladzijde van de dag naar de zwarte bladzijde van de nacht omslaat; hoe Hakim-i zul-Kemāl, Die

مُسَخِّرُ الشَّمْسِ وَ الْقَمَرِ

is, de versierde groene bladzijde van de zomer naar de koude witte bladzijde van de winter omslaat; hoe de Schepper van het leven en de dood de band van de overledenen met deze wereld in het geheel verbreekt door na verloop van tijd zelfs de achtergelaten sporen van de overledenen in het geheel te laten verdwijnen; en het herinnert hem aan hoe de Schepper van de hemelen en de aarde met Zijn overweldigende activiteiten en de manifestaties van Zijn schoonheid deze vergankelijke en kleine wereld in zijn totaliteit zal verwoesten en in plaats daarvan het eeuwige en uitgestrekte hiernamaals zal oprichten. Voorwaar, Degene Die de nacht naar de dag, de winter naar de zomer en de wereld naar het hiernamaals net zo gemakkelijk als de pagina’s van een boek omslaat, bewerkt en verandert, kan enkel en alleen Degene zijn Die de ware Eigenaar, Beheerder en Geliefde van de schepping is en Die het waard is om als enige aanbeden te worden. Dit alles bewijst dat er een absoluut Almachtige bestaat Die over alles heerst. 

 

Inderdaad, de mens –die uiterst machteloos, zwak en behoeftig is en die door de onzekerheid van de toekomst wordt geteisterd en met vele gebeurtenissen wordt geconfronteerd– bevestigt de spreuk van Ibrahim (as)

لَٓا اُحِبُّ الْاٰفِلٖينَ

en zoekt zijn toevlucht tot Mabud-i Lam yèzèl, Mahbūb-i Lā yèzāl door het ishā-gebed te verrichten. Hij wendt zich in deze vergankelijke, duistere wereld en in dit kortstondige leven tot Baqī-i Sermedī en smeekt bij Hem om verlichting voor zijn onzekere toekomst. Tijdens het gebed –hetgeen een gesprek met de Eeuwige inhoudt en de vruchten van een eeuwig leven oplevert– verlangt hij naar de genadevolle gratie en de verlichte leiding van Rahmānur-Rahim om zijn wereld en toekomst te verlichten en om genezing te vinden voor de wonden die ontstaan door de scheiding van zijn geliefden en de teloorgang van de schepselen.