Het Paradijs
Vraag: het is vermeld in de overleveringen dat sommige mensen in het Paradijs een gebied zullen krijgen dat zo groot is als de wereld, samen met honderdduizenden paleizen en hūrīDe maagd in het paradijs.'s. Waarom zou een enkel individu zoveel krijgen? Heeft hij dit wel nodig? Hoe is dit mogelijk, en wat betekent het?
Antwoord: als de mens slechts uit een levenloos lichaam zou bestaan, of slechts een plantaardig wezen was dat enkel uit een maag bestaat, of als hij slechts een beperkt, zwaar, tijdelijk en eenvoudig lichamelijk wezen was, dan zou hij niet in aanmerking komen, noch geschikt zijn, voor zoveel paleizen en hūrīDe maagd in het paradijs.'s. Maar de mens is zo’n veelzijdig wonder van de macht van Allah, dat indien zelfs in deze vergankelijke wereld, in dit korte leven, met betrekking tot de behoeften van zijn niet-ontwikkelde subtiele vermogens, de hele heerschappij, rijkdom en geneugten van de wereld hem gegeven zouden worden, zijn begeerte niet verzadigd zou zijn en hij er nooit genoeg van zou hebben.
In een oord van eeuwige gelukzaligheid is de mens echter een wezen met oneindige capaciteiten, dat met de taal van zijn onbeperkte behoeften en met de hand van zijn grenzeloze verlangens aanklopt aan de deur van een oneindige barmhartigheid. Daarom is het volkomen logisch, waar en rechtvaardig dat de goddelijke gunsten die in de overleveringen worden beschreven, aan hem worden geschonken.
Deze verheven waarheid zullen wij nu bekijken door de lens van een vergelijking:
Net zoals deze tuin, gelegen aan de beek, hebben alle boomgaarden en tuinen van Barla elk hun eigen afzonderlijke eigenaar. Toch kan elke vogel, mus of bij, hoewel ze slechts een mondvol voedsel nodig hebben, zeggen: ‘Alle tuinen en boomgaarden van Barla zijn mijn recreatiegebied en plaatsen waarvan ik profiteer.’ Zodoende kunnen ze Barla als hun eigen domein beschouwen. Dat anderen er ook van profiteren, doet niets af aan hun gebruik en beleving ervan.
Evenzo kan een mens zeggen: ‘Mijn Schepper heeft deze wereld voor mij tot een woonplaats gemaakt. De zon is mijn lamp, de sterren zijn mijn lichten, en de aarde is mijn wieg, versierd met bloemen als tapijten.’ En hij dankt Allah hiervoor. Dat anderen er ook van profiteren, doet niets af aan zijn beleving ervan. Integendeel, de aanwezigheid van anderen in zijn woonplaats geldt als een versiering en een verrijking van zijn huis.