Qàder (Goddelijke Beschikking)
Daarom is het niet juist om een uiteinde van de tijd in het verleden voor te stellen, dit ‘ezèl’ te noemen en vervolgens de gebeurtenissen in een bepaalde volgorde binnen de ilm-i ezèlī te laten passen. Bovendien komt het niet overeen met de waarheid dat men zichzelf daarbij buiten die kennis plaatst en op basis van die gedachtegang oordeelt.
Om dit geheim te begrijpen, kijk naar het volgende voorbeeld:
Stel dat je een spiegel in je hand houdt. De afstand aan je rechterkant stel je voor als het verleden en de afstand aan je linkerkant als de toekomst. De spiegel reflecteert alleen wat zich recht tegenover haar bevindt. Vervolgens kan ze een deel van beide kanten in een bepaalde ordening weerkaatsen, maar niet alles. Hoe lager de spiegel zich bevindt, hoe minder ze ziet. Maar naarmate je de spiegel hoger tilt, wordt het gezichtsveld groter. Op een bepaald moment kan ze beide zijden volledig en tegelijkertijd overzien. In deze situatie is er geen sprake meer van vroegere of latere, samenhangende of tegenstrijdige gebeurtenissen in de spiegel.
Aangezien de qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. tot ilm-i ezèlī behoort, bevindt hij zich op een verheven positie en omvat hij alles wat gebeurd is en nog zal gebeuren, van het begin der tijden tot in de eeuwigheid. Wij en onze beoordeling bevinden zich niet buiten deze alomvattende kennis, alsof deze slechts een spiegel van het verleden zou zijn.
De vijfde manier: qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. houdt tegelijkertijd verband met zowel oorzaak als gevolg. Met andere woorden, het is in qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. bepaald dat dit gevolg zich door deze oorzaak zal voordoen. Daarom kan men niet zeggen: ‘Als de dood van die persoon al op dat moment bepaald was, wat is dan de schuld van degene die de trekker overhaalde? Als hij niet had geschoten, zou hij niettemin gestorven zijn.
De vraag: waarom kan men dat niet zeggen?
Het antwoord: omdat qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. heeft vastgesteld dat zijn dood zou plaatsvinden door die kogel. Als je zou veronderstellen dat de schutter niet had geschoten, zou je daarmee impliceren dat qàderDe goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht.De goddelijke lotsbeschikking; de pre-eeuwige kennis van Allah, waarin zich alles met al haar eigenschappen en toestanden bevindt voordat het nog tot stand wordt gebracht. tegelijkertijd geen verband houdt met zowel oorzaak als gevolg. In dat geval, waarop zou je dan de dood van die persoon baseren?