De Eenheid van Allah in het Licht van Ism-i Azam

Met het volgende zullen wij naar één van de ‘grootste bewijzen’ verwijzen dat de waarheid met betrekking tot tewhīd bewijst: 

 

Wanneer wij dit universum bekijken, verschijnt het aan ons in de vorm van een parklandschap, waarbij het dak is overkoepeld met sterren en de oppervlakte is bewoond met versierde schepselen. Immers, al deze welgeordende en verlichte hemellichamen en de doelgerichte en versierde schepselen zeggen gezamenlijk, ieder in hun eigen afzonderlijke taal: “Wij zijn de wondermooie werken van Qadīr-i zul-Djelāl en zijn getuigen van de eenheid van de Alwijze en Almachtige Schepper.”

 

En wanneer wij onze aardbol bekijken die zich in dit parklandschap bevindt, verschijnt deze aan ons in de vorm van een tuin waarin honderdduizenden prachtig versierde bloeiende plantensoorten zijn gezaaid en waarin talrijke diersoorten zijn verspreid. 

 

Inderdaad, al deze versierde planten en dieren verkondigen op deze aardoppervlakte, die op een tuin lijkt, via hun welgeordende vormen en met hun uitgebalanceerde gestalten: “Wij zijn, ieder afzonderlijk, een wonderbaarlijk en een geweldig werk van de Alwijze Schepper en wij zijn de verkondigers alsmede de getuigen van Zijn eenheid.”

 

Bovendien, wanneer wij nu de boomtoppen in deze tuin bekijken, dan zien wij dat de vruchten en de bloesems met een grenzeloze mate met kennis, wijsheid, vrijgevigheid, fijngevoeligheid en op een wonderschone wijze zijn gevormd. Inderdaad, verkondigen zij eenstemmig: 

 

“Wij zijn de wonderbaarlijke geschenken en de verwondering opwekkende gunsten van Rahmān-i zul-Djemāl, Rahim-i zul-Kemāl.”