De Korte Woorden

Inderdaad, zoals īmān en dienaarschap de bron vormen voor iedere werkelijke goedheid, zo vormen zij ook de bron voor moed en dapperheid. En zoals afdwaling de bron vormt voor iedere slechtheid, zo ook vormt zij de bron voor lafheid. Waarlijk, indien de aarde als een grote bom zou exploderen, zou dit een dienaar –wiens hart met īmān is verlicht– hoogstwaarschijnlijk niet beangstigen. Wellicht zou hij de geweldige macht van ‘es-Samed’ met een aangename bewondering aanschouwen. Echter, als een harteloze ongelovige filosoof, die zogenaamd beroemd is om zijn verlichte verstand, aan de hemel een komeet zou opmerken, zou hij sidderen van angst en zich uit waanvoorstelling afvragen: “Wat als die losgeslagen komeet onze aarde inslaat?”[1]

 

Inderdaad, hoewel de mens eindeloze behoeften heeft, is zijn vermogen daarvoor niet toereikend. En hoewel hij aan talloze tegenslagen onderhevig is, stelt zijn kracht daartegenover niets voor. Het bereik van zijn vermogen en kracht is beperkt tot waar hij zijn handen kan uitstrekken. Het bereik van zijn wensen en verlangens en van zijn zijn kwellingen en leden is daarentegen gelijk aan de reikwijdte van zijn gezichtsveld en voorstellingsvermogen. Aangezien de ziel van de mens dusdanig machteloos, zwak en behoeftig is, kan degene die niet totaal verblind is, inzien en begrijpen wat voor een enorme opbrengst, gelukzaligheid en gunst zich in aanbidding, tewekkul, tewhīd en teslīmiyya bevinden. 

 

 

 

[1] Eens waren de mensen in Amerika door een dergelijke komeet geschrokken, waardoor velen ’s nachts hun woning verlieten.