De Korte Woorden
De twee dienaren begaven zich op weg nadat ze naar de instructies hadden geluisterd. Eén van hen was verstandig. Onderweg naar het station besteedde hij een deel van zijn kapitaal. Hij dreef daarbij een dermate goede handel, dat zijn kapitaal duizendmaal groter werd; hetgeen zijn heer tevredenstelde.
De andere dienaar was onverstandig en losbandig. Hij verspilde tot aan het station drieëntwintig van zijn goudstukken aan zinloze zaken zoals gokken, en hield nog maar één goudstuk over. Zijn vriend zei tegen hem: “Wees verstandig en besteed dat ene goudstuk aan een ticket, opdat je die lange weg niet te voet en zonder proviand hoeft af te leggen. Bovendien is onze heer zeer vrijgevig. Wellicht zal hij je genade tonen en jouw fouten vergeven. Ook jij zal in het vliegtuig toegelaten worden. Zo kunnen we binnen één dag onze bestemming bereiken. Anders zal je genoodzaakt zijn om twee maanden eenzaam, te voet en zonder proviand door de woestijn te reizen.” Indien nu deze man vanwege zijn koppigheid dat ene goudstuk niet aan een ticket, die als sleutel tot een schat dient, maar voor kortstondig plezier aan ongeoorloofde genietingen zou besteden, zou dan zelfs de meest dwaze persoon niet begrijpen hoe onverstandig en nadelig hij handelt?