De Korte Woorden
Plotseling hoorde hij het gebrul van een razende leeuw. Hij schrok, maar niet zo erg als zijn broeder. Hij was immers optimistisch en bekeek alles van de positieve kant. Hij zei tegen zichzelf: “Deze woestijn heeft een heerser en hoogstwaarschijnlijk handelt deze leeuw op zijn bevel.” en stelde zich zodoende gerust. Desondanks vluchtte hij en rende totdat hij een zestig meter diepe droge put tegenkwam. Hij sprong erin en net als zijn broeder grepen zijn handen halverwege de put een boom vast. Zo bleef hij in de lucht hangen. Hij bemerkte dat twee muizen aan de twee wortels van die boom knaagden. Hij keek omhoog en zag een leeuw. Hij keek omlaag en zag een draak. Net als zijn broeder was hij in een vreemde situatie beland. Ook hij schrok, maar duizendmaal lichter dan zijn broeder. Want zijn welgeaardheid gaf hem goede gedachten en die goede gedachten lieten hem het goede aspect van alles zien. Dientengevolge begon hij als volgt na te denken: “Deze vreemde gebeurtenissen hebben een samenhang met elkaar. Het lijkt erop alsof ze vanuit één bevelhebber tot stand komen. Dat houdt dus in dat achter deze gebeurtenissen een diepere betekenis verschuilt. Waarlijk, ze komen op bevel van een verborgen heerser tot stand. Ik ben dus niet alleen. Die verborgen heerser houdt mij onder toezicht; hij stelt mij op de proef. Voor een bepaald doel leidt hij mij naar ergens toe.”
Deze fijne angst en mooie gedachten wekten zijn nieuwsgierigheid op: “Ik vraag me af wie degene is die zich aan mij bekend wil maken en mij op deze vreemde wijze tot een doel leidt door mij op de proef te stellen?”