De Korte Woorden

Inderdaad, de mens verlangt vanuit zijn aard naar eeuwigheid, is voor de eeuwigheid geschapen, toont dankbetuiging voor de gunstverleningen en ondervindt kwelling en ellende van het afscheid van zijn geliefden en naasten. Door de wudū en het asr gebed te verrichten, smeekt hij in de tegenwoordigheid van ‘es-Samed’ Die Qadīm-i Bāqī en Qayyūm-i Sermedī is, neemt hij zijn toevlucht tot Zijn oneindige en grenzeloze barmhartigheid, toont hij zijn dankbetuiging voor Zijn talloze gunsten, verricht hij deemoedig de rukū tegenover Zijn majesteitelijke heerschappij, verricht hij nederig de sudjūd tegenover Zijn eeuwige goddelijkheid en zodoende ondervindt hij een ware geruststelling in het hart en rust in de ziel. Waarlijk, ieder weldenkend mens zal begrijpen wat voor een verheven taak, wat voor een gepaste dienst, wat voor een natuurlijke plicht en wat voor een aangename gelukzaligheid verwervende handeling het is om het asr gebed te verrichten. 

 

De tijd van maghrib herinnert de mens aan de beginperiode van de winter waarin de kwetsbare en mooie schepselen van de zomer en herfst treurig afscheid nemend ten onder gaan. Het doet hem denken aan het moment waarop hij zal overlijden en met een bitter afscheid van al zijn geliefden het graf zal betreden. Het herinnert hem eveneens aan de ondergang van de wereld waarna al haar bewoners naar het hiernamaals zullen vertrekken en de beproeving tot een einde zal komen. Het is een tijd waarin degenen die de vergankelijke schepselen verafgoden fel worden vermaand.