De Miradj (De Hemelreis van de Profeet)

Totdat hij de Arsh-i Azam binnentreedt – waar de namen van Allah zich op de meest verheven wijze manifesteren – en vervolgens opstijgt naar het niveau tussen het mogelijke en het noodzakelijke, aangeduid als Qāb-i Qawseyn, waar hij uiteindelijk Allah ontmoet: de Majesteitelijke Heer, van Wie de pracht oneindig is en Wiens grootsheid en verhevenheid geen grenzen kent. Inderdaad, deze spirituele reis vormt de ware aard van de Miradj.

 

Zoals iedere mens met zijn verstand kan reizen met de snelheid van de verbeelding; iedere walī (vriend van Allah) met zijn hart kan rondzwerven met de snelheid van de bliksem; iedere engel – wiens gestalte uit licht bestaat – zich met de snelheid van de ziel heen en weer beweegt tussen de Troon (Arsh) en de aarde; en de mensen van het Paradijs met de snelheid van de Burāq een afstand zullen afleggen die groter is dan vijfhonderd jaar – van de dag der opstanding tot hun intrede in het Paradijs – zo is het niet onvoorstelbaar dat het gezegende lichaam van de Profeet Muhammed (saw) dat een bron vormt voor zijn ziel en diens talloze functies ondersteunt, samen met zijn verheven en lichtvolle ziel – die lichter is dan de zielen van de overledenen, fijner dan de lichamen van de engelen en zuiverder dan de harten van de ewliyā’s – tot aan de Troon (Arsh) heeft gereisd. 

 

Nu richten wij ons tot de ongelovige die op de positie van toehoorder staat:

 

Er komt wellicht een gedachte bij je op waarbij je zegt: “Ik geloof niet in Allah, ik erken de Profeet niet. Hoe zou ik dan de Miradj kunnen aanvaarden?”

 

Wij zeggen hierop het volgende:

 

Aangezien dit universum bestaat en daarin voortdurend handelingen en scheppingen plaatsvinden, en aangezien een geordende handeling niet kan bestaan zonder een uitvoerder, een zinvol boek niet tot stand komt zonder een schrijver, en een kunstzinnig werk niet zonder een kunstenaar, dan moet er logischerwijs een Maker zijn van de doelgerichte handelingen die het universum vullen, en een Schrijver en Kunstenaar van de wonderlijke patronen die zich van seizoen tot seizoen op het aangezicht van de aarde vernieuwen.

 

En aangezien er van de vleugel van een vlieg tot aan de hemellichamen een volmaakte orde waarneembaar is, terwijl de aanwezigheid van twee heersers in één zaak de orde verstoort, moet de Heerser van dit alles noodzakelijkerwijs één zijn.