De Natuur of de Schepper
De ongelovige naturalist zei als volgt: “Aangezien je me uitnodigt tot redelijkheid, moet ik bekennen dat de weg waarop we ons tot nu toe bevonden hebben, talloze onmogelijkheden bevat en buitengewoon schadelijk en afschuwelijk is. Iedereen met ook maar een greintje intelligentie zou van jouw uiteenzettingen in deze verhandeling kunnen begrijpen dat het toeschrijven van het scheppen aan oorzaken en aan de natuur uitgesloten en onmogelijk is. Bovendien is het inderdaad noodzakelijk en vereist om alles rechtstreeks toe te schrijven aan Wādjibul-WudjūdAllah, Wiens bestaan noodzakelijk en Wiens non-existentie onmogelijk is. Ik zeg:
اَلْحَمْدُ لِلّٰهِ عَلٰى الْاٖ يمَان Alle lof aan Allah voor de gunst van het geloof, die Hij ons heeft geschonken
en ik geloof in Hem.
Ik zit echter met één vorm van twijfel. Ik aanvaard dat Allah de Schepper is, maar ik vraag me af welke schade zou kunnen worden veroorzaakt aan Zijn heerschappij wanneer onbeduidende oorzaken zich zouden mengen in de scheppingsprocessen. Zou Zijn heerschappij hierdoor worden aangetast of benadeeld?
Het antwoord: zoals we in andere verhandelingen van de Risale-i Nur op een zeer overtuigende wijze hebben bewezen, is het kenmerk van heerschappij het afwijzen van interventie en inmenging. Zelfs de meest onbetekenende heerser wijst de ingreep van zijn eigen zoon af. Het feit dat sommige vrome sultans, ondanks hun status als kaliefen, hun onschuldige zonen hebben laten vermoorden uit angst voor externe inmenging in hun heerschappij, illustreert hoe belangrijk deze regel van 'weerstand tegen inmenging' is binnen de heerschappij. Het is inderdaad de onafhankelijkheid in de heerschappij die de implementatie van deze fundamentele regel vereist, bekend als ‘de regel van het voorkomen van deelname’. Door de geschiedenis heen heeft deze regel haar kracht bewezen, vooral tijdens buitengewone verwarringen, telkens wanneer er twee gouverneurs waren in een stad of twee sultans in een land.