De Ramadan
Het tweede punt
Eén van de vele wijsheden achter het vasten tijdens de gezegende maand Ramadan met betrekking tot het tonen van dankbaarheid voor de gunsten van Allah is het volgende:
Zoals in Het Eerste Woord is vermeld, wordt er een prijs gevraagd voor de gerechten die de bediende uit de majesteitelijke keuken serveert. Het zou werkelijk dwaas zijn om de bediende een fooi te geven en de eigenaar van die waardevolle gunsten niet te erkennen waardoor deze gunsten als waardeloos worden beschouwd. Zo is het eveneens een grote dwaasheid om geen dank te betuigen aan Allah, Die voor de mensen talloze verschillende gunsten over de aarde heeft verspreid, waarvoor Hij onze dankbaarheid wil. De ogenschijnlijke oorzaken en eigenaren van deze gunsten dienen als bedienden. Wij betalen deze bedienden een bepaalde prijs en tonen hen onze dank. Onze dank en ons respect voor hen overstijgen soms zelfs de vereiste maat, terwijl alleen Allah, de ware Schenker, waardig is voor de dankbetuigingen voor de geschonken gunsten. Inderdaad, het tonen van dankbaarheid aan Hem kan alleen worden gerealiseerd door te beseffen dat deze gunsten rechtstreeks van Hem afkomstig zijn, door hun waarde te erkennen en door onze eigen behoefte eraan in ogenschouw te nemen.
Voorwaar, het vasten in de gezegende maand Ramadan is de sleutel tot een ware, oprechte, krachtige en alomvattende dankbaarheid. Buiten de maand Ramadan zijn de meeste mensen nauwelijks in staat om de waarde van de vele gunsten te beseffen, omdat ze zich niet in een dwangmatige situatie bevinden en de echte honger niet ervaren. Voor degenen die verzadigd zijn, met name voor de rijken, lijkt de waarde van een stukje droog brood onbegrijpelijk. Echter, op het moment van het verbreken van het vasten getuigt het smaakvermogen dat een stukje droog brood in de ogen van een gelovige een waardevolle gunst is van Allah. Door de waarde van een dergelijke gunst te begrijpen en te beseffen, verkeert iedereen, vanaf de rijksten tot de allerarmsten, gedurende de gezegende maand in een toestand waarin hij zijn dankbaarheid kan tonen aan Allah.
Omdat hij gedurende de dag niets mag eten, komt hij tot de volgende gedachtegang: ‘Deze gunsten zijn niet mijn eigendom. Ik ben niet vrij om ze naar mijn wens te nuttigen. Ze behoren toe aan een Ander en zijn een geschenk van Hem. Ik wacht op Zijn bevel.’ Hierdoor beseft hij dat deze gunsten inderdaad geschenken zijn, en hij verkeert in een staat waarin hij zijn dankbaarheid toont aan Hem. Zodoende dient het vasten inderdaad als een sleutel tot dankbaarheid, wat in feite een van de voornaamste taken van de mens is.