Een Reis naar het Bestaan van de Schepper

Indien de wonderlijke inscriptie van kunst, de verbazingwekkende ordening van wijsheid en de manifestatie van de eenheid, die in een levend wezen te zien zijn, niet aan Ehadus-Samed worden toegeschreven, dan zou men moeten aannemen dat in ieder levend wezen, zelfs in een vlieg of een bloem, een grenzeloze scheppingskracht schuilt, en een allesomvattende kennis en absolute wilskracht te vinden zijn, die in staat zouden zijn het hele universum te besturen. Men zou zelfs moeten accepteren dat ieder levend wezen beschikt over eeuwige eigenschappen die alleen aan Wādjibul-Wudjūd toebehoren. Zelfs aan ieder afzonderlijk atoom van een bloem of vlieg zou men dan goddelijke eigenschappen moeten toeschrijven, wat zou betekenen dat men in de meest absurde dwaalweg vervalt en zich stort in de afgrond van het blindste bijgeloof.

 

De atomen van deze schepselen, vooral wanneer het om zaadjes gaat, zijn zo geordend dat elk afzonderlijk atoom gericht is op het levende wezen waarvan het deel uitmaakt. Het krijgt gestalte volgens de specifieke ordening ervan. Het is alsof elk zaadje zijn soort in beschouwing neemt en een vorm aanneemt dat het overal kan ontkiemen waar het voortbestaan van zijn soort het beste gewaarborgd wordt. Alsof elk zaadje is uitgerust met vleugeltjes, gereed om overal de vlag van zijn soort te hijsen. Bovendien neemt elk atoom een vorm aan die het levende wezen waarin het zich bevindt in staat stelt te voorzien in zijn levensonderhoud en de relatie te behouden met de schepselen die het nodig heeft en waarmee het verbonden is.

 

Indien dat atoom geen dienaar zou zijn van de Absoluut Almachtige en zijn verbinding met Hem wordt verbroken, dan zou men dat atoom een alziend oog en een allesomvattend bewustzijn moeten toekennen.