Een Reis naar het Bestaan van de Schepper
De Tiende Flits
Het leven, dat de manifestatie van de schoonheid van Allah toont, is een bewijs van Zijn eenheid en zelfs een vorm van de manifestatie van Zijn eenheid. Evenzo is de dood, die de manifestatie van de majesteit van Allah toont, een bewijs van Zijn eenheid. Bijvoorbeeld, de luchtbellen in een grote, stromende rivier en de glanzende objecten die op het aardoppervlak glinsteren, getuigen van het bestaan van de zon door haar licht en straling te reflecteren. Evenzo bewijst het verdwijnen en uitdoven van deze glinsterende luchtbellen, gevolgd door het verschijnen van nieuwe luchtbellen die dezelfde schittering en reflectie van de zon voortzetten en als kleine zonnetjes dienen, dat zij niets anders zijn dan reflecties van een eeuwige, blijvende en verheven zon, waarvan de uitstraling onveranderlijk is en nooit vergaat. Zo tonen die glinsterende luchtbellen, door hun verschijnen en komst, het bestaan van de zon. Evenzeer wijzen hun verdwijning en ondergang op de eeuwigheid, het voortbestaan en de eenheid van de zon. Evenzo getuigen de vergankelijke schepselen, met hun bestaan en leven, van het noodzakelijke bestaan en de eenheid van Wādjibul-WudjūdAllah, Wiens bestaan noodzakelijk en Wiens non-existentie onmogelijk is. Bovendien wijzen hun vergankelijkheid en dood op de eeuwigheid, het voortbestaan en de eenheid van diezelfde Wādjibul-WudjūdAllah, Wiens bestaan noodzakelijk en Wiens non-existentie onmogelijk is.
Inderdaad, de schone en verfijnde schepselen die tijdens het afwisselen van dag en nacht, winter en zomer, en met het verstrijken van eeuwen en tijdperken verdwijnen en vernieuwen, verwijzen naar het bestaan, de eeuwigheid en de eenheid van een verheven, eeuwige en voortdurend Zichzelf manifesterende Bezitter van Schoonheid. Zo toont het vergaan en sterven van deze schepselen, samen met hun schijnbare oorzaken, de nietigheid van die oorzaken en dat ze slechts een sluier zijn. Dit alles bewijst zonder enige twijfel dat deze schepselen, kunstwerken en manifestaties de steeds vernieuwende schepselen, kunstwerken en spiegels zijn van Zāt-i Djemīl-i Zul-DjelālAllah, Wiens pracht oneindig is en Wiens grootheid en verhevenheid grenzeloos.. Ze zijn de opeenvolgende stempels en de met wijsheid wisselende zegels van Degene Wiens alle namen heilig en prachtig zijn.
Kortom, dit grote boek van het universum toont ons niet alleen de tekenen van het bestaan en de eenheid van Zāt-i Djemīl-i Zul-DjelālAllah, Wiens pracht oneindig is en Wiens grootheid en verhevenheid grenzeloos., maar wijst ook op Zijn volmaakte en prachtige eigenschappen en getuigt van Zijn volmaaktheid, vrij van fouten en gebreken.