Het Gebed

Bovendien verbreekt hij eveneens zijn band met de wereld, die hem tijdens de nacht vergeet en zich voor hem verschuilt, en stort hij zijn problemen middels het wenen van zijn hart voor de Barmhartige uit. Niet wetende wat hem te wachten staat tijdens zijn slaap, die op de dood lijkt, verricht hij het ishā-gebed voor het slapengaan als zijn laatste aanbidding om zo het dadenschrift van die dag een mooie afsluiting te geven. Dat wil zeggen dat hij zich tot Mabūd en Mahbūb-i Bāqī wendt in plaats van tot al zijn vergankelijke geliefden, dat hij zich tot Qadīr-i Kerīm richt in plaats van tot de machteloze schepselen die hij aanroept en dat hij toevlucht zoekt bij Hafīz-i Rahīm om gered te worden van alle tegenspoed die hem doet sidderen van angst.

 

Bovendien begint hij het gebed met soera el-Fātiha en looft en prijst hij Rabbul-ālemīn –Die Kāmil-i mutlaq, Ghaniyy-i mutlaq en Rahim-i mutlaq is– in plaats van zinloos en ongepast lofprijzingen en dankbetuigingen te tonen aan gebrekkige en behoeftige schepselen. Met het reciteren van

اِيَّاكَ نَعْبُدُ

neemt hij ondanks zijn kleinheid, nietigheid en verlatenheid een positie in waarbij hij in dit universum dankzij zijn verbondenheid met Malik-i Yewmiddīn, Die Sultān-i Ezel we Ebèd is, een belangrijke gast en een waardevolle dienstplichtige wordt. En door

اِيَّاكَ نَعْبُدُ وَ اِيَّاكَ نَسْتَعٖينُ

te reciteren, legt hij namens de hele schepping alle aanbiddingen en hulpbehoevendheid aan Hem voor. Middels de recitatie van

اِهْدِنَا الصِّرَاطَ الْمُسْتَقٖيمَ

vraagt hij om geleid te worden naar het rechte en verlichte pad dat hem binnen de onzekerheid van de toekomst tot eeuwige gelukzaligheid leidt.