Ikhlās (oprechtheid) 1


De eerste reden

 

De onenigheid tussen mensen die het juiste pad volgen, betekent niet dat hun pad gebaseerd is op een verkeerde gedachtegang, net zoals de eendracht tussen degenen die onverschillig staan tegenover de Schepper niet impliceert dat hun pad gebaseerd is op waarheid. Het is eerder zo dat de taken en diensten van wereldgerichte mensen, politici, docenten en andere groepen die specifieke taken en diensten in de maatschappij vervullen, gespecificeerd en van elkaar onderscheiden worden. Ook de materiële beloning en het salaris die zij voor hun diensten ontvangen, evenals de status, roem en faam die ze als immateriële beloning krijgen in de vorm van aandacht van mensen, zijn gespecificeerd en onderscheiden. Er is dus niets gemeenschappelijks wat tot conflicten, onenigheid en rivaliteit zou kunnen leiden. Hoe verkeerd het pad ook is waarop ze zich bevinden, kunnen ze toch onderling eendrachtig zijn.

 

Degenen die zich inzetten voor de Islam, geleerden en soefi’s daarentegen vervullen allemaal een functie die betrekking heeft op de gehele gemeenschap. Bovendien zijn hun wereldse beloningen niet vastgesteld en gespecificeerd, evenmin als hun aandeel in sociale status, bekendheid en de mate van publieke aandacht[1]. Velen ervan kunnen kandidaten zijn voor dezelfde functie en streven naar zowel materiële als immateriële beloningen. Hierdoor kunnen conflicten en rivaliteit tussen hen ontstaan, wat leidt tot verdeeldheid in plaats van eendracht en onenigheid in plaats van eensgezindheid. 

 

Inderdaad, het medicijn tegen deze ernstige ziekte is oprechtheid. Men kan oprechtheid bereiken door zich aan Allah te onderwerpen in plaats van aan zijn nefs; door te streven naar waarheid in plaats van naar wat zijn nefs en ego verlangen; door het vers 

اِنْ اَجْرِىَ اِلَّا عَلَى اللّٰهِ

als richtsnoer te nemen en zich te distantiëren van materiële en immateriële beloningen van mensen[2]; en door het vers

وَمَا عَلَى الرَّسُولِ اِلَّا الْبَلَاغُ

als leidraad te nemen en in te zien dat zaken zoals het behalen van succes en bekendheid tot de zaken en gunsten van Allah behoren en niet tot de taak van de mens, namelijk het verkondigen van de Islam. Zo niet, laat hij oprechtheid verloren gaan.

 

 

 

[1] Men dient niet naar de aandacht van mensen te verlangen; het kan worden geschonken zonder erom te vragen. Als het wordt geschonken, moet men er niet van genieten, omdat het tot schijnheiligheid en tot het verlies van oprechtheid leidt. De aandacht van mensen die omwille van faam en roem wordt verkregen, is geen beloning en verdienste, maar eerder een verwijt en een bestraffing door het gemis van oprechtheid. Inderdaad, het streven naar de aandacht van mensen, faam en roem, dat tijdelijk genot tot aan de poort van het graf oplevert, verandert na het passeren van die poort in kwelling in het graf. Men dient dus niet naar de aandacht van de mensen te verlangen, maar er juist voor te vluchten en ervan terug te schrikken. Mogen degenen die glorie, faam en roem najagen dit in hun oren knopen.

 

[2] Men dient "īsār", de eigenschap van de metgezellen die door de Koran wordt geprezen, als leidraad te nemen. Dit houdt in dat men anderen boven zichzelf dient te verkiezen bij het aanvaarden van geschenken en liefdadigheid. Bovendien zou men niet moeten vragen en evenmin in het hart verlangen naar de wereldse vergoeding die na het verrichten van religieuze diensten wordt verleend. Indien het wordt verleend, moet men het beschouwen als genadegaven van Allah; pas daarna kan men het accepteren zonder een gevoel van verplichting op te leggen aan de mensen. Er dient immers niets werelds gezocht te worden in ruil voor religieuze dienstbaarheid, zodat oprechtheid niet verloren gaat. Hoewel degenen die zich inzetten voor religieuze diensten recht hebben op materiële ondersteuning van gelovigen en aanspraak kunnen maken op zekāt, behoren ze hier niet om te vragen; het kan echter aan hen gegeven worden zonder dat ze ernaar verlangen. Als ze zoiets ontvangen, dienen ze dit niet te beschouwen als beloning voor hun dienst. Ze behoren zo veel mogelijk tevreden te zijn met hun financiële situatie en de voorkeur te geven aan andere behoeftige broeders die er meer recht op hebben, boven zichzelf. Door het naleven van het principe dat achter het vers

وَ يُؤْثِرُونَ عَلٰى اَنْفُسِهِمْ وَلَوْ كَانَ بِهِمْ خَصَاصَةٌ

verscholen zit, kunnen ze zich van dit grote gevaar bevrijden en oprechtheid verwerven.