De Korte Woorden

Inderdaad, het hart –dat aan eindeloos veel verdriet en leed onderhevig is, met hartstocht naar grenzeloos veel genot hunkert en oneindig veel wensen heeft– kan in haar behoeftes alleen voorzien worden door met smeekbedes toevlucht te nemen tot Rahīm-i Kerīm, Die over alles de macht heeft.

 

De ziel –die in deze vergankelijke wereld een band heeft met de meeste wezens die scheidingskreten slaken en uiterst snel vergaan– kan alleen middels het gebed het levenswater drinken uit de genadekraan van Mabūd-i Bāqī, Mahbūb-i Sermedī, Die boven alles een verheven waarde heeft.

 

De latīfe-i rabbāniyya –die een heel subtiel en sterk spiritueel zintuig is, die als de heer van alle andere spirituele zintuigen fungeert, die als een spiegel dient waarmee het bestaan van Zāt-i Ezèlī we Ebèdī bekend wordt en die van nature naar eeuwigheid verlangt en voor eeuwigheid geschapen is– heeft onder deze benauwende, beklemmende, problematische, vergankelijke en duistere wereldse omstandigheden ongetwijfeld absoluut veel behoefte aan verademing en kan enkel en alleen ademen door het venster van het gebed.