De Listen van de Duivel

Het twaalfde teken

 

Bestaat uit vier vragen en antwoorden

 

De eerste vraag: hoe kan het rechtvaardig zijn om beperkte zonden gedurende een beperkt leven te bestraffen met een eindeloze kwelling en een oneindige hel?

 

Het antwoord: in de vorige tekenen, vooral in het elfde teken, werd duidelijk aangetoond dat het misdrijf van ongeloof en dwaling een onbeperkt misdrijf is en een schending van oneindige rechten omvat.

 

De tweede vraag: in de sharia is vastgelegd dat de hel een straf voor daden is, terwijl het paradijs het gevolg van goddelijke genade is. Wat voor wijsheid schuilt hierachter?

 

Het antwoord: in de voorafgaande tekenen is duidelijk geworden dat de mens – met zijn beperkte wil die niet bij machte is om iets te creëren, en met zijn zeer geringe handelingen – aanzienlijke vernietiging en ellende kan veroorzaken. Bovendien zijn de nefs en de verlangens van de mens voortdurend vatbaar voor kwaad en ondeugd. Daarom draagt de mens zelf verantwoordelijkheid voor de zonden die door zijn zeer geringe handelingen ontstaan, omdat zijn nefs naar deze zonden verlangt en zijn geringe handelingen een voorwaardelijke reden vormen voor het ontstaan van die zonden.