Soefisme: De Weg van Welāya

Echter, de liefde bevat een afgrond. Zij springt van nadrukkelijk smeken en van alle vormen van deemoed, die de essentie van aanbidding vormen, naar een toestand waarin zij nog het liefst met trots handelt en daarbij eisen, aanspraken stelt. Zodoende toont zij klagelijke onevenwichtigheid in haar handelingen. Wanneer zij zich tot alle schepselen wendt en daarbij alles vanuit het perspectief van manā-yi ismī bekijkt in plaats van manā-yi harfī, dan verandert zij van een geneesmiddel in een gif.

 

Dus, hoewel de mens de schepselen van Allah de Rechtvaardige omwille van Hem dient lief te hebben, omdat zij als spiegels dienen voor de verschijningen van Zijn namen, verbindt hij zijn hart daaraan soms omwille van hun volmaaktheden en hun essentiële schoonheden. Hij kan niettemin van hen blijven houden, wanneer hij zelfs niet aan Allah en Zijn profeet (saw) denkt. In dat geval zou deze liefde niet als een middel tot het liefhebben van Allah dienen, veeleer vormt zij daar een hindernis toe. Echter, indien deze liefde met manā-yi harfī tot uiting komt, dan geschiedt zij omwille van muhabbetullāh of een verschijning daarvan.