Soefisme: De Weg van Welāya

Wanneer aan hen keshf en kerāma, spiritueel genot en verlichting wordt geschonken, dan aanvaarden zij deze als goddelijke gunsten en trachten deze te verbergen. Zij vallen daardoor niet in hoogmoedigheid, veeleer vermeerderen zij hun dankbetuiging en hun mate van dienstbaarheid. Velen van hen wensen voor zichzelf dat deze situaties verborgen blijven of ophouden, opdat aan de oprechtheid van hun daden geen schade wordt toegebracht. De belangrijkste goddelijke genade voor een persoon, over wie Allah tevreden is, bestaat daaruit om hem Zijn gunsten niet te doen realiseren, opdat hij niet de overgang zal maken van smeken naar eisen, van dankbaarheid naar hoogmoedigheid. 

 

Inderdaad, op basis hiervan is het zo dat, indien degenen die naar welāya en tarīqa streven spiritueel genot en kerāma, die niet meer dan paar druppels van welāya vormen, opzoeken, hiervoor werken en naar het plezier hierin verlangen, dan verliezen zij hun ikhlās, welke als een rijsmiddel dient voor welāya, en zorgen zodoende ervoor dat hun welāya hen ontgaat. Zij verteren de onvergankelijke vruchten van het hiernamaals in deze vergankelijke wereld op een vergankelijke wijze.