De Miradj (De Hemelreis van de Profeet)
Eerste gelijkenis: zoals uitvoerig wordt uitgelegd in de gelijkenis van het verhaal van het Elfde Woord, was er eens een roemrijke sultan die talloze schatkamers bezat, met daarin een grote verscheidenheid aan kostbare juwelen. Daarnaast beschikte hij over een onberispelijke vaardigheid en een diepgaande kennis van meesterlijke kunstwerken en een overvloed aan verwonderlijke wetenschappen.
Aangezien iedereen die schoonheid en volmaaktheid bezit, deze wil aanschouwen en aan anderen tonen, wilde deze roemrijke sultan een tentoonstelling openen en inrichten. Hiermee beoogde hij de grootsheid van zijn heerschappij, de schittering van zijn rijkdom, zijn wonderbaarlijke kunstwerken en de bewonderenswaardige resultaten van zijn kennis tentoon te stellen. Met andere woorden, hij wilde op twee manieren zijn spirituele schoonheid en volmaaktheid aanschouwen:
Ten eerste wilde hij zelf, met een blik die de subtiliteiten doordringt, zijn eigen kunstwerken aanschouwen waarin hij zijn artisticiteit vertoont.
Ten tweede wilde hij deze door de ogen van anderen zien.
Op basis van deze wijsheid begon de sultan uiteraard met het bouwen van een immens, groots en ruim paleis. Op majestueuze wijze verdeelde hij het in vertrekken en verdiepingen, en versierde het met de vele sieraden uit zijn schatkamers. Hij tooide het met de mooiste en fijnste kunstwerken van zijn eigen hand, en richtte het in met de meest verfijnde geheimen van zijn wetenschappen en wijsheid. Hij bekleedde het geheel met de wonderbaarlijke tekenen van zijn kennis en voltooide het tot in perfectie. Vervolgens bereidde hij voor elke groep passende tafels vol heerlijke gerechten, rijkelijk gevuld met allerlei soorten gaven, en nodigde zijn onderdanen uit voor een algemene feestmaaltijd, opdat zij zijn volmaaktheid konden aanschouwen en ervan genieten.
Vervolgens stelde hij één van zijn onderdanen aan als zijn meest eervolle gezant en nodigde hem uit om vanuit de lagere verdiepingen naar boven te komen. Hij leidde hem van zaal tot zaal, van verdieping tot verdieping, en liet hem de werkplaatsen en machines zien van zijn verbazingwekkende kunst, evenals de bronnen waaruit de opbrengsten van de lagere verdiepingen voortkwamen. Uiteindelijk bracht hij hem naar zijn privévertrek – het hart van zijn heerschappij – en eerde hem met de aanschouwing van hem die de oorsprong vormt van al zijn volmaaktheden. Hij stond hem toe in zijn tegenwoordigheid te treden en vereerde hem met nabijheid. Daar onthulde hij hem zowel de diepere betekenis van het paleis als zijn volmaaktheden.