De Miradj (De Hemelreis van de Profeet)

Ten zevende: zoals wij kunnen waarnemen, is aan de schepselen een buitengewoon mooie vorm gegeven en zijn zij met prachtige versieringen bekleed. Het is overduidelijk dat deze vormgeving en versiering wijzen op een zeer sterke wil tot verfraaiing en een bewuste bedoeling tot versiering bij hun Schepper. En deze wil tot verfraaiing en versiering bewijst op zijn beurt noodzakelijkerwijs dat er bij de Schepper een krachtige waardering en een heilige liefde voor Zijn schepselen en kunstwerken aanwezig is. En onder alle schepselen is degene die het meest omvattend is – die in zichzelf tegelijkertijd de fijnste details van deze kunst laat zien, deze kent en bekendmaakt, zichzelf geliefd maakt, en de schoonheid in de overige kunstwerken bewonderend prijst door MāshāAllāh te zeggen – degene die, bij de Schepper, Die een ware Kunstliefhebber en Kunstenaar is en Zijn eigen kunstwerken innig liefheeft, onweerlegbaar de meest geliefde zal zijn.

 

Inderdaad, degene die – uit bewondering voor de voortreffelijkheden en schoonheden die alle kunstwerken doen schitteren, en uit eerbied voor de fijnzinnigheden en volmaaktheden die al het bestaande verlichten – SubhānAllāh, MāshāAllāh en Allahu-Akbar uitspreekt en daarmee de hemelen doet weerklinken en het universum door de klank van de Koran in vervoering brengt, en die door lofprijzing en bezinning, door het gedenken van Allah en het bevestigen van Zijn eenheid, het land en de zee in extase brengt, is onbetwistbaar wederom hij (saw).

 

Inderdaad, een zodanig persoon – bij wie, volgens het principe ‘de oorzaak is als de dader’, al de goede daden van zijn gehele gemeenschap op zijn weegschaal van verdienste worden gelegd, die door de salawāt (zegenwensen) van zijn gemeenschap in zijn spirituele volmaaktheid wordt bijgestaan, en die, als resultaat van zijn profetische missie en de daaraan verbonden spirituele beloningen, wordt vervuld met de oneindige genade en liefde van Allah – verdient het, op grond van waarheid en zuivere wijsheid, om via de ladder van de Mirādj op te stijgen tot het Paradijs, tot Sidrat al-Muntahā, tot de Arsh en zelfs tot Qāb-i Qawseyn.