Soefisme: De Weg van Welāya

Ten aanzien van dit alles bezit deze stroming toch een wezenlijke factor. Namelijk, door de ontwikkeling van de geloofskracht en de ontvouwing van de welāya tot op het niveau van haqqal-yaqīn verzwakt zij het bestaan van de schepping in vergelijking met het bestaan van Wādjibu’l-Wudjūd zodanig dat zij haar als niet meer dan een vorm van verbeelding beschouwt. Het lijkt erop alsof zij het bestaan van de schepping ten gunste van Wādjibu’l-Wudjūd verloochent.

 

Echter, hiernaast kent deze stroming ook haar gevaren. De īmān bestaat uit zes zuilen. Naast het geloven in het bestaan en in de eenheid van Allah, bestaan er nog andere zuilen zoals het geloven in het hiernamaals. Wat deze zuilen van de īmān betreft, zij vereisen het bestaan van de schepping. Deze zuilen van īmān kunnen niet op basis van verbeelding geconstrueerd worden. Op grond daarvan dient degene die deze stroming volgt en vanuit de wereld van extase en de vlucht van de hoge verrukking weer in onze nuchtere wereld terugkeert, zijn nieuwe instelling niet met zich mee te nemen en eveneens niet met deze instelling te handelen. Bovendien dient hij deze stroming, waarin alles alleen met het hart waargenomen en met spiritueel genot beleefd wordt, niet met het verstand en met kennis te benaderen. Immers, de principes van het verstand, de wetten van de kennis en de methodologie van de geloofsleer die zich vanuit de Koran en vanuit de sunna hebben ontwikkeld, kunnen met die stroming niet samenlopen. Er bestaan hierin voor hen geen mogelijkheden tot toepassing.