Het Geloof en de Mens

En van zijn benodigdheden waarvan hij zelfs geen een van de duizendste kan voorzien, dient hij via het tonen van zijn machteloosheid en behoeftigheid Qādiyul-Hādjāt aan te roepen. Dat wil zeggen dat hij met de vleugels van machteloosheid en behoeftigheid naar het hoogste niveau van dienaarschap dient te vliegen.   

 

Aldus is de mens naar deze wereld gekomen om zich via het opdoen van kennis en het verrichten van smeekbeden te ontwikkelen. Het is immers kennis die de potentiële bekwaamheden van een mens ontwikkelt. En de essentie, de grondstof, het licht en de ziel van alle ware kennis is marifetullāh en de essentie van marifetullāh is imān-i billāh.

 

Aangezien de mens met zijn grenzeloze machteloosheid aan grenzeloze tegenslagen wordt blootgesteld en aan de aanvallen van ontelbare vijanden blootstaat, en aangezien hij met zijn grenzeloze behoeftigheid ontelbare benodigdheden heeft en talloze verlangens koestert, bestaat zijn natuurlijke taak -na het geloven in Allah- uit het verrichten van smeekbedes. Wat de smeekbede betreft, zij vormt de essentie van dienaarschap.   

 

Wanneer een kind iets wenst waar hij niet bij kan, begint hij ofwel te huilen ofwel het aan zijn naasten te vragen. Dat wil zeggen dat hij door zijn machteloosheid te beseffen -ofwel met zijn daden ofwel met zijn woorden- een soort smeekbede verricht, zodat hij zijn doel kan bereiken.