Het Geloof en de Mens

Het vierde punt

 

De mens lijkt in deze wereld op een kwetsbaar en een teder kind; hij bezit een grote kracht in zijn zwakte en een grote macht in zijn machteloosheid. Het is deze kracht en macht die al het bestaan ten dienste van hem stelt. Indien de mens zijn zwakheid jegens Allah beseft en zowel met woorden als met daden smeekbeden verricht en indien hij zijn machteloosheid tegenover Hem erkent en zijn toevlucht bij Hem zoekt, dan zal hij -naast het betuigen van zijn dank aan Allah voor de dienstbaarheid van al het bestaan aan hem- op een dergelijke manier zijn wensen en doeleinden bereiken die hij op eigen kracht tot op geen honderdste deel had kunnen bereiken. Echter, soms schrijft de mens het resultaat dat hij als gevolg van zijn ijver -die in werkelijkheid een soort smeekbede is- behaald onterecht aan zijn eigen vermogen toe. 

 

Inderdaad, er schuilt een grote kracht in zwakte. Bijvoorbeeld, de kracht achter de zwakte van een kuiken moedigt een kip aan om een hond aan te vallen. Een pasgeboren leeuwenwelp maakt een onstuimige en hongerige leeuwin dienstbaar aan zichzelf en doet haar honger lijden, terwijl hij zichzelf door haar laat voeden. Inderdaad, aanschouw nu aan de hand van deze voorbeelden de opmerkzame kracht van zwakte en de verschijning van barmhartigheid die de moeite waard is om gezien te worden.