Het Geloof en de Mens
Het tweede punt
Zoals in het eerste punt is aangetoond, is de īmānHet geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking).Het geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking). een licht dat de mens verlicht en alle op hem geschreven brieven van es-SamedAllah, Die aan niemand en niets behoeftig is, maar iedereen en alles hebben wel behoefte aan Hem.Allah, Die aan niemand en niets behoeftig is, maar iedereen en alles hebben wel behoefte aan Hem. -die in de vorm van de kunstzinnige versieringen en de verschijningen van Zijn namen vertonen- leesbaar maakt. Evenzo verlicht de īmānHet geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking).Het geloven in de zes pilaren van het geloof (het bestaan en de eenheid van Allah, de hemelse geschriften, de profeten, de engelen, het hiernamaals en de goddelijke lotsbeschikking). het universum. Hij bevrijdt het verleden en de toekomst van duisternis. Wij zullen deze waarheid middels een denkbeeldige gebeurtenis omtrent het geheim achter het vers
اَللّٰهُ وَلِىُّ الَّذٖينَ اٰمَنُوا يُخْرِجُهُمْ مِنَ الظُّلُمَاتِ اِلَى النُّورِ Allah is de Beschermer van hen die geloven; Hij leidt hen uit de duisternissen naar het licht. – De Koran 2:257
toelichten.
In een denkbeeldige gebeurtenis zag ik twee hoge bergen die tegenover elkaar stonden. Tussen die bergen was een geweldige brug gebouwd. Onder de brug was er een heel diep ravijn. Ik bevond mij op die brug. De hele wereld was in diepe duisternis gedompeld. Ik keek naar mijn rechterzijde en verbeeldde een oneindige duisternis waarin zich een zeer grote begraafplaats bevond.
Ik keek naar mijn linkerzijde en zag dat angstaanjagende golven van duisternis waarin dreigende stormen en tegenspoeden mij te wachten stonden.
Vanuit de brug keek ik naar beneden en ik veronderstelde dat ik een verschrikkelijk diep ravijn zag. Tegenover deze vreselijke duisternis beschikte ik over niets dan een zwakke zaklantaarn. Ik zette haar aan en keek met haar flauwe licht. Er verscheen een zeer vreselijk beeld voor mijn ogen. Ik zag overal op de brug en eromheen angstaanjagende draken, leeuwen en wilde beesten. Hierop zei ik tegen mezelf: “Had ik deze zaklantaarn niet bij me gehad, dan had ik al deze schrikwekkende beelden niet gezien!” Waar ik deze zaklantaarn ook naartoe wendde, overal kwamen mij vreselijke beelden tegemoet. Ik schreeuwde: “O nee! Deze zaklantaarn brengt mij ongeluk!” Woedend sloeg ik de zaklantaarn tegen de grond kapot. Zodra de zaklantaarn brak, was alle duisternis verdwenen en werd de hele wereld verlicht alsof ik de schakelaar van een gigantische elektrisch lamp had aangezet, waarmee de werkelijkheid van alles wat ik zag zichtbaar werd.