Het Geloof en de Mens

Zoals de ondergang van de zon de tijd voor het avondgebed aangeeft, geven de zons- en maansverduisteringen de tijden voor de specifieke gebeden genaamd ‘el-kusūf en el-khusūf’ aan. Aangezien met deze verduisteringen de grootsheid van Allah wordt getoond, nodigt Hij Zijn dienaren uit tijdens deze verduisteringen aanbidding te verrichten. Ze worden echter niet verricht om een einde te brengen aan de verduisteringen waarvan de begin- en eindstippen volgens de astronomie nauwkeurig berekend zijn. Evenzo geeft droogte de tijd voor het regengebed aan en blootstelling aan moeilijkheden en tegenslagen markeert de tijd voor bepaalde aanbiddingen, zodat men in die tijden zijn machteloosheid beseft en met zijn smeekbeden zijn toevlucht tot Qadīr-i mutlaq neemt. Indien moeilijkheden en tegenslagen ondanks het herhaaldelijk verrichten van smeekbeden niet worden opgeheven, dient men niet te zeggen dat zijn smeekbeden niet verhoord zijn, maar dient hij te zeggen dat desbetreffende gebedstijd nog niet voorbij is.

 

Indien Allah met Zijn genade en vrijgevigheid de tegenslagen verdrijft, dan haalt men er dubbele winst uit; op dat moment komt de tijd voor die smeekbede tot een einde.

 

Dat houdt dus in dat de smeekbede een aanbidding is. En aanbidding dient op een zuivere wijze enkel en alleen omwille van Allah te worden verricht. De mens behoort slechts zijn machteloosheid aan Allah te tonen, met smeekbede zijn toevlucht tot Hem te nemen en Zijn bepaling niet te bekritiseren. Aldus dient de mens de bepaling aan Allah over te laten, Zijn wijsheid te vertrouwen en niet te twijfelen aan zijn barmhartigheid.