Het Geloof en de Mens
Indien hij daarentegen al zijn vermogens en zintuigen, vooral zijn hart en verstand, volgens de verlangens van zijn nafs-i emmāraEen aspect van de ziel dat de kwaadaardige eigenschappen van een mens in zich herbergt. laat werken en een hulpje ervan maakt, teneinde zich met alles in het wereldse leven -tot in het kleinste detail- bezig te houden en alle soorten genoten ervan -zelfs de laagste soort- te ervaren, dan is dat -in tegenstelling tot de beweringen van de afgedwaalde mensen- geen vooruitgang maar een terugval.
Deze waarheid heb ik in een denkbeeldige gebeurtenis via de volgende gelijkenis waargenomen:
Ik kwam in een grote stad waar zich grote paleizen bevonden. Ik keek naar de portalen van sommige paleizen en zag er een feestelijke sfeer, waar iedereen zich mee amuseerde, die als een gloedvolle theatervoorstelling mijn aandacht trok. Ik bekeek aandachtig een van de paleizen en zag dat de heer van dat paleis voor de poort met een hond speelde en hem vermaakte. Er waren ook dames die op charmante wijze een praatje met vreemde mannen maakten. Daarnaast waren er volwassen meisjes die zich met het organiseren van de spelletjes van de kinderen bezighielden. En de poortwachter gedroeg zich als een commandant die allerlei opdrachten aan hen gaf. Op dat moment besefte ik dat er zich in het paleis een gapende leegte bevond. Alle belangrijke taken waren verwaarloosd en nagelaten. En omdat het personeel en de bewoners van het paleis hun morele waarden kwijtgeraakt waren, vertoonden ze voor het poort zulke vreemde houdingen.