Het Geloof en de Mens

Indien hij beseft dat hij een gast is in deze wereld en indien hij zijn levenskapitaal binnen de halal-kring van zijn vrijgevige Gastheer besteedt, dan werkt hij met enthousiasme binnen een wijde kring voor een eeuwig leven, waarna hij met een gerust hart tot alā-yi illiyyīn kan stijgen. Bovendien zullen in het hiernamaals al zijn bekwaamheden en vaardigheden tevreden over hem zijn en daar als zijn getuigen optreden. 

 

Inderdaad, al deze buitengewone zintuigen en vaardigheden die aan de mens zijn geschonken, zijn niet bestemd voor dit waardeloze wereldse leven, maar voor een zeer waardevol eeuwig leven.

 

Wanneer wij immers de mens met een dier vergelijken, dan zien wij dat de mens ten opzichte van zijn bekwaamheden en zintuigen zeer rijkelijk is bedeeld en honderdmaal rijker is uitgerust dan een dier. Ten opzichte van zijn aardse genietingen en vermaak, doet hij echter honderdmaal onder voor een dier. Immers, in elke genieting die hij beleeft, zijn sporen van pijn en kwelling aanwezig. Het verdriet uit het verleden, de angst voor de toekomst en de pijn van de teloorgang die gepaard gaat met het ophouden van een plezier bederven zijn genoegen en laten een spoor van verdriet achter.   

 

Dit is echter niet het geval bij een dier, omdat hij genot zonder verdriet ervaart. Noch lijdt hij onder de pijn van het verleden, noch wordt hij met toekomstige angsten belast. Hij leeft en rust met een gerust hart, en dankt zijn Schepper.