Het Geloof en de Mens
Op precies dezelfde wijze zijn de zintuigen, bekwaamheden en vermogens van de mens in vergelijking met die van een dier honderdmaal verder ontwikkeld. Aldus kunnen de zintuigen van de mens -zoals het oog dat alle nuances van schoonheid kan bespeuren, de tong die de smaken van alle voedselsoorten kan onderscheiden, het verstand dat de waarheid in al haar details kan doordringen en het hart dat naar alle soorten volmaaktheid verlangt- uiteraard niet vergeleken worden met de simpele en zeer beperkte zintuigen van een dier. Het feit dat sommige dieren over een specifiek sterk ontwikkeld zintuig beschikken om een bepaalde taak uit te voeren, kan de geldigheid van de bovenstaande waarheid niet opheffen, omdat die ontwikkeling alleen bij specifieke diersoorten te zien is en met een à twee zintuigen is beperkt.
De rijkdom van de mens met betrekking tot zijn zintuigen en bekwaamheden is gebaseerd op het volgende geheim:
Dankzij het verstand en het denkvermogen zijn de gewaarwordingen en spirituele zintuigen van de mens sterk ontwikkeld. En vanwege de verscheidenheid aan behoeftes zijn talrijke uiteenlopende gevoelens -die zich in allerlei opzichten ontvouwen- in hem ontwaakt. En door de omvattendheid van zijn aard koestert hij verlangens die op vele doeleinden zijn gericht. En vanwege vele natuurlijke taken die hem zijn opgelegd, hebben zijn zintuigen en bekwaamheden zich ver ontwikkeld. En omdat hij met een bijzondere aard is geschapen waarmee hij alle soorten aanbiddingen kan verrichten, is hem een bekwaamheid geschonken die de zaden van alle volmaaktheden in zich herbergt.