Het Geloof en de Mens

Inderdaad, dergelijke superieure bekwaamheden en zintuigen zijn de mens zeker niet verleend om enkel en alleen dit waardeloze en kortstondige aardse leven tegemoet te kunnen treden. Ze zijn veeleer aan hem geschonken zodat hij zijn oorspronkelijke taak kan vervullen. Wat de oorspronkelijke taak van een dusdanige mens betreft, deze bestaat uit het leren wat de bedoeling is van zijn schepping; uit het tonen van zijn dienaarschap door zijn machteloosheid, behoeftigheid en gebrekkigheid jegens Allah te beseffen; uit het bezien en getuigenis afleggen van de verheerlijkingen van al het bestaan; uit het waarnemen van de hulpverlening van de Barmhartige achter de gunsten en dankbetuiging daarvoor en uit het bezinnen met een bewonderend oog over de wonderen van de Heer die op ieder schepsel te zien zijn.   

 

O mens die verliefd is op het wereldse leven en onachtzaam is over de waarheid dat hij in ahsen-i taqwīm is geschapen.

 

Luister nu naar de denkbeeldige gebeurtenis waarin de Oude Said het ware gezicht van het wereldse leven had gezien en die de Oude Said in de nieuwe Said heeft veranderd.  

 

Ik zag mezelf als een reiziger en werd op een lange weg gezonden. Degene die mijn heer was, gaf me telkens een deel van de zestig goudstukken die hij voor mij had toegewezen. Ik begon van dat geld te besteden op mijn weg en kwam in een feestelijke herberg. In die herberg had ik in één nacht tien goudstukken aan laaghartige genietingen zoals gokken en amusementen en omwille van roem verspild. In de ochtend had ik helemaal geen geld meer over. Ik had al het geld tevergeefs uitgegeven en niets bemachtigd voor mijn bestemming. Het enige wat van dat geld voor mij was overgebleven, waren kwellingen en zonden en het verdriet als gevolg van die laaghartige genietingen.