Het Geloof en de Mens

Terwijl ik mij in deze meelijwekkende toestand bevond, verscheen er plotseling een man. Hij zei tegen mij: “Je hebt al je vermogen verkwist en straf verdiend. Je zal met lege handen failliet naar jouw bestemming gaan. Als je over een verstand beschikt, dien je berouw te tonen, omdat de deur van vergiffenis nog open staat. Je hebt nog vijftien goudstukken over van die zestig goudstukken. Bewaar uit voorzorg telkens de helft van die goudstukken en koop daarvan spullen die je nodig zal hebben voor je bestemming.”

 

Ik bemerkte dat mijn nefs dat voorstel niet wilde accepteren.

Daarop zei die man: “Bewaar dan één derde ervan.”

Ook daar nam mijn nefs geen genoegen mee.

Toen zei die man: “Eén vierde!”

 

Ik constateerde dat mijn nefs de gewoontes waaraan hij verslaafd was niet kon verlaten. Uiteindelijk keerde die man kwaad mij de rug toe en vertrok.

 

Plotseling zag ik me in een hele andere toestand. Ik bevond me in een trein die met een zeer hoge snelheid -alsof het uit de hand gelopen is- door een tunnel raasde. Ik raakte in paniek, maar kon nergens heen vluchten. Ik zag vanuit de vensters dat aan de twee zijden van de trein allerlei fascinerende bloemen en heerlijke vruchten waren. Hierop stak ik als een onervaren onwetende mijn handen ernaar uit om een aantal van die bloemen te plukken en een aantal van die vruchten te pakken. Omdat ze echter stekelig waren, staken ze mijn hand. En vanwege de snelheid van de trein reten ze mijn hand open waardoor ik een hoge prijs ervoor betaalde.